§2.2 De spreiding van wereldsteden

Hoofdstuk 2 Steden
2.2 De spreiding van wereldsteden
1 / 26
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 Steden
2.2 De spreiding van wereldsteden

Slide 1 - Slide

Als je de satellietfoto ziet, wat kun je dan zeggen over de ligging van grote steden?

Slide 2 - Mind map

§2 De spreiding van wereldsteden

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
-  Ik ken de factoren die de ligging van steden beïnvloeden
-  Ik begrijp het verschil in verstedelijkingstempo tussen arme en rijke landen
-  Ik kan het verband tussen verstedelijkingsgraad, verstedelijkingstempo en welvaart uitleggen.

Slide 4 - Slide

Schrijf op:
1. De namen van vijf Duitse steden
2. De namen van vijf Ierse steden

Voor de meeste leerlingen is 1 wel te doen, maar 2 niet. Waarom?

Slide 5 - Slide

vraag
Welk verschil zie je tussen de ligging van steden in de rijke en arme delen van de wereld?

antwoord
In rijke delen van de wereld zijn steden meer verspreid over land.
Stedelijk netwerk
Een groep van steden in een land die onderling op tal van terreinen verbonden zijn.

Slide 6 - Slide

Hoe is de spreiding van grote steden?
Veel ontwikkelingslanden hebben vaak één megastad, een primate city. 
Een primate city is veel groter dan de tweede stad van het land.

  • Bijvoorbeeld: Bangkok in Thailand 
(8 miljoen inwoners) is 16 keer zo groot als de tweede stad van Thailand (270.000 inwoners). 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Spreiding steden verklaren (1)
Kenmerken van het gebied (absolute ligging)
  • vlakke vruchtbare gebieden
  • kruispunten handelswegen
  • vindplaats grondstoffen

Slide 9 - Slide

Spreiding steden verklaren (2)
Kenmerken t.o.v. andere plaatsen (relatieve ligging), zoals:
  • midden in het land, of juist aan de kust
  • goede verbindingen met andere steden
  • Brussel 'spin in het web'

Slide 10 - Slide

Spreiding steden verklaren (3)
  • Steden door koloniale verleden liggen meestal aan de kust
  • Rol steden aan de kust? Exporthaven naar moederhaven
  • Later trokken mensen van het platteland naar deze steden waardoor sommige steden uitgroeiden tot megasteden

Slide 11 - Slide

Startactiviteit 
Welke stad is dit?

Slide 12 - Slide

Hoe verandert het stedelijk patroon?
  • verstedelijkingsgraad : het % mensen van een land dat in de stad woont.

  • Het verstedelijkingstempo is het percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.




Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Koloniale dubbelstad

Slide 15 - Slide

Wat valt je op?

Slide 16 - Slide

Tunis: Koloniale dubbelstad

Slide 17 - Slide

Koloniale dubbelstad
Een stad die bestaat uit een westers en niet westers stadsdeel.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Huiswerk
De eerste 10 min. werk je zelfstandig en in stilte.

Voordat je gaat maken lees paragraaf 2.2 in je leerboek
Maken H2 par. 2.2 werkboek blz. maken vragen 1-2-6-7
Ben je klaar? Kies uit:
Maken blz. 50 Herhaling 2.1 en 2.2
Begrippen zetten in Studygo

Slide 21 - Slide

Leerdoelen; check begrijp je het?  
-  Ik ken de factoren die de ligging van steden beïnvloeden
-  Ik begrijp het verschil in verstedelijkingstempo tussen arme en rijke landen
-  Ik kan het verband tussen verstedelijkingsgraad, verstedelijkingstempo en welvaart uitleggen.

Geef antwoord op bovenstaande vragen en check die met je buurman of buurvrouw.
Schrijf jullie antwoorden in je schrift.

Slide 22 - Slide

rijk land
arm land
arm land
rijk land
hoge verstedelijkingsgraad
lage verstedelijkingsgraad 
hoog verstedelijkingstempo 
laag verstedelijkingstempo

Slide 23 - Drag question

Hoe               een land hoe lager de  


maar hoe hoger het 
Er blijft 1 antwoord over
Rijker
Armer
Verstedelijkingstempo
Verstedelijkingsgraad

Slide 24 - Drag question

wereldstad

megastad

hoofdstad
bestuurscentrum van land

10 miljoen inwoners

geen grote rol in wereld
 belangrijk op wereldniveau

Slide 25 - Drag question

Wat zijn de vier kenmerken van een stad?

Slide 26 - Open question