• Deuren en ramen; met vingers tussen de deur komen. Ramen, die gemakkelijk open kunnen waardoor het kind naar beneden kan vallen.
• Stopcontacten; het kind kan hier iets in stoppen.
• Verbranden aan een kachel / open haard.
• In de keuken als er wordt gekookt; een kind kan de hete pan naar zich toetrekken en zo verbranden.
• Tijdens het drinken van bijvoorbeeld thee of andere warme/hete drank; het kind kan dit grijpen en over zich heen krijgen.
• De vaatwasser; als een kind de vaatwasser, die net klaar is, opent kan hij de kokende stoom in het gezicht krijgen.
• Medicijnen achter slot en grendel; kinderen kunnen denken dat het snoepjes zijn.