Livius hfd. b&c

Livius zegt dat de grootte van de stad als dekmantel fungeerde voor de cultus (vraag 1). Hoeveel inwoners had Rome ten tijde van de republiek?
A
geen peil op te trekken
B
superlastig
C
minder dan 50.000
D
meer dan 50.000
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Livius zegt dat de grootte van de stad als dekmantel fungeerde voor de cultus (vraag 1). Hoeveel inwoners had Rome ten tijde van de republiek?
A
geen peil op te trekken
B
superlastig
C
minder dan 50.000
D
meer dan 50.000

Slide 1 - Quiz

Demografie in Rome
We weten weinig met zekerheid over inwonersaantallen. Schattingen lopen uiteen, maar tussen het midden van de derde en het eind van de eerste eeuw was er een grote toename in welvaart, naar schatting  van 200.000 naar 400.000 volwassen mannen. Tel daar hun vrouwen en kinderen bij op en dan heb je slechts 55 % van de bevolking. 35% was slaaf, 15% was buitenlands zonder burgerschap. 

Slide 2 - Slide

De Bacchuscultus wordt door Livius met een aantal negatieve bewoordingen geintroduceerd (zie ook vraag twee). Wat betekenen die woorden?

Slide 3 - Slide

de rampspoed van dit kwaad
tot verderf
(van) dergelijk kwaad
(door) een besmetting van/met een ziekte
corruptelae
talium malorum
contagione morbi
huius mali labes

Slide 4 - Drag question

equites
Deze bestond oorspronkelijk uit burgers van wie het financieel vermogen groot genoeg was om hun dienstplicht met eigen paard (inclusief verzorging en personeel) te kunnen vervullen. Als maatschappelijke groep vormden zij hiërarchisch de tweede stand, na de senatorenstand. Door de geleidelijke uitbreiding en de evolutie van de taak van het leger, trad hun militaire functie op de achtergrond, maar hun betekenis als stand van de burgerij nam evenredig toe. Het was namelijk aan senatoren verboden zich op actieve wijze in te laten met commerciële en financiële zaken, en daarom bleef deze door de expansie van Rome steeds winstgevender sector voorbehouden aan de equites. Geleidelijk aan vormden zij aldus een invloedrijke groep ondernemers en financiers, die onder meer de belastingpacht in handen hadden.

Slide 5 - Slide

Welk citaat geeft het beste aan dat Aebutius tot de ridderstand behoort?
A
"cuius pater publico"(r.23-4)
B
"cuius pater publico equo"
C
"cuius pater publico equo stipendia"
D
"cuius pater publico equo stipendia fecerat"

Slide 6 - Quiz

Wat is een vrije indirecte rede?

Slide 7 - Open question

vraag 4a:
De stiefvader wilde een mogelijkheid hebben om Aebutius via chantage het zwijgen op te leggen over het wanbeheer over Aebutius’ vermogen.
vraag 4b:

In de Bacchusdiensten vonden allerlei schandelijke dingen plaats, dus een mooi chantagemiddel. 

Slide 8 - Slide

convaluisset (r.29). Welke coniunctivus is dit?
A
coni.finalis
B
coni. consecutivus
C
coni. temporalis
D
coni. obliquus

Slide 9 - Quiz

initiaturam, deducturam: welke vormen zijn dit?
A
ppp
B
pfa
C
inf.fut. act. (want je moet esse aanvullen)
D
ppa

Slide 10 - Quiz

aut rei aut famae (r.34)
welke pv in het vervolg zegt iets over 'rei'?
A
amatus erat
B
adpetitus erat
C
sustinebatur
D
processerat

Slide 11 - Quiz

aut rei aut famae (r.34)
welke pv in het vervolg zegt iets over 'famae'?
A
amatus erat
B
adpetitus erat
C
sustinebatur

Slide 12 - Quiz

r. 32-38 Scortum t/m heredem.
Leg uit wat de invloed is van deze passage op het verteltempo.

Slide 13 - Open question

Uit welk woord blijkt dat zijn moeder en stiefvader uit waren op de erfenis van Aebutius?
A
non digna (32)
B
damnosa (34)
C
minime (34)
D
maligne (35)

Slide 14 - Quiz