What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
FT H7.1, 7.6, 9.6
A: Als de rente hoger is dan de inflatie.
B: Als de inflatie hoger is dan in het vorige jaar.
C: Als de rente lager is dan de inflatie.
D: Als de rente daalt.
Waarom daalt de koopkracht van het geld op een spaarrekening?
1 / 10
next
Slide 1:
Drag question
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
10 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
A: Als de rente hoger is dan de inflatie.
B: Als de inflatie hoger is dan in het vorige jaar.
C: Als de rente lager is dan de inflatie.
D: Als de rente daalt.
Waarom daalt de koopkracht van het geld op een spaarrekening?
Slide 1 - Drag question
Rente = 0,1%, Inflatie = 3%
Wat is de reële rente
A
-2,9%
B
-2,8%
C
2,8%
D
2,9%
Slide 2 - Quiz
William heeft € 350 op een spaarrekening gezet. Het rentepercentage is 2,7%. Wat is het rentebedrag na 5 jaar?
A
€ 49,87
B
€ 9,45
C
€ 42,75
D
€ 47,25
Slide 3 - Quiz
De reële rente is hoger dan de nominale rente
A
er is sprake van inflatie
B
er is sprake van deflatie
C
de spaarrente is hoger dan de kredietrente
D
dit kan helemaal niet
Slide 4 - Quiz
Wat is de formule van ric?
Slide 5 - Open question
Het rendement van een nominaal vermogen in een jaar is 2,6%. De inflatie is 3,2%.
Bereken de verandering van de reële waarde.
A
RIC = 103,2 - 102,6 = 100,6, dus een stijging met 0,6%.
B
RIC = 103,2/102,6 x 100 = 100,58, dus een stijging met 0,58%
C
RIC = 102,6/103,2 x 100 = 99,42, dus een daling met 0,58%
D
RIC = 102,6 x 0,968 = 99,32, dus een daling met 0,68%.
Slide 6 - Quiz
Kies de juiste formule om de koopkracht uitgedrukt in het Reele Indexcijfer (RiC) uit te rekenen
A
RiC = (PiC / NiC) * 100
B
RiC = (NiC / PiC) * 100
C
RiC = (PiC * NiC) / 100
D
RiC = NiC - PiC + 100
Slide 7 - Quiz
Mijn salaris is gedaald van €2150 naar € 2000 per maand. De prijzen namen gemiddeld met 2% toe.
Wat is mijn RIC?
A
-5%
B
91,2
C
95
D
91,1
Slide 8 - Quiz
Bekijk de grafiek.
Stel dat 2015 het basisjaar is. Hoe groot is dan de CPI (eind) 2018?
A
101,48
B
102,49
C
104,57
D
113,16
Slide 9 - Quiz
Waar staan de letters CPI voor?
A
Consumenten Prijs Indexcijfer
B
Consumenten Product Informatie
C
Centrale Prijs Inspectie
D
Collectieve Prijs Introductie
Slide 10 - Quiz
More lessons like this
E indexcijfers, inflatie en koopkracht intro
March 2021
- Lesson with
27 slides
Economie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
1.3 De prijzen rijzen de pan uit!
August 2018
- Lesson with
41 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
§ 1.4 Rendement VWO!
May 2022
- Lesson with
26 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
§ 1.4 Rendement
October 2021
- Lesson with
18 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Herhaling hoofdstuk 1 Heden verleden toekomst
April 2023
- Lesson with
13 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Hoofdstuk 5 Indexcijfers-inflatie
October 2022
- Lesson with
28 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
module 4 hoofdstuk 1
September 2020
- Lesson with
38 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Module 4 Hoofdstuk 1
March 2020
- Lesson with
18 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4