H1- Spelling - les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

H1- spelling- les 2

- meervoud van het ZNW

Hoofdregel meervoud:

1. - (e)n

    -s

    -eren

Achter het znw zetten.

2. Schrijven zoals je het hoort

Voorbeeld:

ei =

hond =

mens =

9 bijzondere meervoudsvormen

1. Sommige woorden die eindigen op -e hebben twee meervoudsvormen.

voorbeeld:  groente = groentes/groenten

                         seconde = seconden/ secondes

2. Sommige woorden hebben twee meervoudsvormen met elk een eigen betekenis

voorbeeld: been =  benen/beenderen

3. Bij woorden die eindigen op -s of -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen in een -z of een - v.

voorbeeld: dans - dansen          staaf - staven

                        gans - ganzen           fotograaf - fotografen

 

4. Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud. Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, dan voeg je in het meervoud -ën toe. Anders zet je het trema op de laatste e van het woord.

voorbeeld: bacterie = bacteriën

                        genie = genieën

5. Bij woorden die eindigen op een klinker, schrijf je een apostrof + s ('s) als je het woord anders verkeerd zou uitspreken

voorbeeld:

pizza - pizza's             auto - auto's            tosti - tosti's

Let op :

baby - baby's         cowboy - cowboys     (nooit IE!)

Let op:

etui - etuis             garage - garages           bureau - bureaus    

6. Sommige woorden op -man kunnen als meervoud ook -lieden of -lui hebben. Dit zijn meestal beroepen.

voorbeeld:  werkman - werkmannen - werklieden - werklui 

7. In sommige woorden verandert de klinker in het meervoud.

voorbeeld:  stad - steden

8. Woorden die uit het Latijn komen, hebben soms nog hun Latijnse meervoudsuitgang.

voorbeeld:  museum - museums/ musea

9. Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen een meervoud.

voorbeeld: - rommel

                        - zand

Oefenen

Geef van de volgende ZNW het goede meervoud.                          Denk aan de regels.

1. spray

1. sprays
2. spray's

2. schip

1. schippen
2. schepen
3. schipperen
4. schips

3. porie

1. poriën
2. porieën

4. cadeau

1. cadeau's
2. cadeaus

5. euro

1. euroos
2. euroo's
3. euro's
4. euro

6. paragraaf

1. paragraven
2. paragrafen
3. paragraafs
4. paragraaf

7. politicus

1. politicus
2. politicussen
3. politica
4. politici

8. comedy

9. vakman

10. allergie

11. bikini

12. lolly

13. diner

14. fantasie

15. geboorte

Einde les meervouden