6.1 Begrijpen

H6.1 Begrijpen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H6.1 Begrijpen

Slide 1 - Slide

leerdoelen
ik kan de 3 fasen opnoemen
ik kan de 6 faseovergangen opnoemen
ik kan aangeven tussen welke fasen het smeltpunt en het kookpunt ligt

Slide 2 - Slide

leeractiviteiten
bespreken vorige les                                                    5 min
uitleg fasen en faseovergangen                           20 min
maken opdrachten                                                      15 min
evaluatie                                                                             5 min

Slide 3 - Slide

fasen en faseovergangen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Sleutelbegrippen
Vaste stof
Vloeistof
Gas
Fase
Fase overgang
Smelten / stollen
Verdampen / condenseren
Rijpen / sublimeren
Kookpunt / smeltpunt

Slide 7 - Slide

opdracht
wat: lees blz 208 en 209
          maak opgaven 1 t/m 6 blz 209
hoe: zelfstandig en alleen fluisteren
hulp: docent, boek en medeleerling
uitkomst: je kan de leerdoelen beantwoorden
klaar: lees blz 210 en 211 

Slide 8 - Slide

evaluatie
  • de 3 fasen zijn:
  • vast, vloeibaar en gas
  • de 6 faseovergangen zijn:
  • smelten, stollen, verdampen, condenseren, rijpen, sublimeren
  • smeltpunt ligt tussen: vast en vloeibaar
  • kookpunt ligt tussen: vloeibaar en gas

Slide 9 - Slide

antwoorden
  1. C verdampen
2 C 100 graden Celsius

Slide 10 - Slide

3 a. Niet waar: het is de overgang van gas naar vast 
 b. waar
 c. Niet waar: rijp kan ook op andere koude oppervlakken zijn.
 d. Niet waar: regen, sneeuw, ijzel, vulkaanuitbarstingen heb je ook faseovergangen.
 e. Niet waar: het is wel dezelfde faseovergang, maar koken gaat veel sneller (en je ziet daarbij dampbellen).

Slide 11 - Slide

4 a. water, alcohol, benzine (, alle dranken, vloeibare zeep, …)
 b. steen, hout, ijzer (, bijna alle andere metalen, suiker, zout, …)
 c. lucht, ammoniak, chloor (, zuurstof, stikstof, aardgas, …)

5 a. condenseren 
b. rijpen
c. smelten

Slide 12 - Slide

6 a. gas
b. Een bel bevat kokend water, dus waterdamp.
c. vloeibaar

Slide 13 - Slide