A: Wanneer schrijf je een meervoud met ën?
B: Wat is er bijzonder aan het meervoud van afkortingen?
C: Welke trap is dit woord: groen
D: Welke trap is dit woord: meest
E: Wat is er bijzonder aan het woord 'hersenen'?
F: Hoe kun je erachter komen waar de klemtoon van een woord ligt?
G: Wat is het meervouw van cavia?
H: Wat is het meervoud van monnik?