1HV - Quiz final Chapitre 2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Aujourd'hui, c'est le....

Quiz final Chapitre 2

1HVE

Inhoud; steeds 3 vragen over: 

- Grammaire (regelmatige ww. op -er & ontkenning)

- Vocabulaire

- Phrases-cles (zinnen)

- Grammaire Chapitre 1 (avoir & lidwoorden)

Regelmatige werkwoorden op -er

Chapitre 2 - Bron D

Nous

1. dansont
2. dansons
3. dansez
4. danse

Mes parents

1. aiment
2. amient
3. aimez
4. aimons

Je

1. parlé
2. parlet
3. parle
4. parles

De ontkenning

Bron H - Chapitre 2

Sophie ne déteste pas les broccolis

1. Sophie heeft een hekel aan broccoli
2. Sophie heeft liever broccoli
3. Sophie houdt niet van broccoli
4. Sophie heeft geen hekel aan broccoli

C´est in de ontkenning =

1. ce n´est pas
2. c´est ne pas
3. ne pas c´est
4. c´e n´est pas

Zet in de ontkenning:
J´aime la pizza

Vocabulaire

Voca ABEF - Chapitre 2

De volgende woorden zijn mannelijk:

1. croissant, légume poulet, viande
2. croissant, baguette, poulet, pizza
3. croissant, dessert, viande, poisson
4. croissant, thé, fromage, lait

´J´ai faim et j´ai soif´ =

1. Ik heb dorst en ik heb honger
2. Ik heb zin om te eten en drinken
3. Ik heb zin om te drinken en eten
4. Ik heb honger en ik heb dorst

De vrouwelijke vorm van ´nouveau´ is ... en betekent ...

1. nouveaue; nieuw
2. nouvelle; nieuw
3. nouveaue; oud
4. nouvelle; oud

Phrases-clés (zinnetjes) 

Bron C & G

Ober, de rekening alstublieft =

1. Monsieur, l´addition, s´il vous plait
2. Monsieur, l´addition ´s il vous plait
3. Monsieur, l´adittion s´il vous plait
4. Monsieur, l´adittion ´s il vous plait

Ik wil graag 2 croissantjes =
(schrijf het getal 2 op in letters!)

Pardon, je cherche la boulangerie =

1. Het spijt me, ik zoek de bakkerij
2. Sorry, ik zoek de bakkerij
3. Het spijt me, ik zoek de slager
4. Sorry, ik zoek de slager

Getallen 20 - 100

Chapitre 2 (fa-ne)

quatre-vingt-trois

1. 80
2. 63
3. 83
4. 24

cent quatre

1. 104
2. 400
3. 140
4. 14

soixante-seize

1. 60
2. 67
3. 66
4. 76

Avoir

Herhalingsstof Chapitre 1 (Bron D)

Ik heb =

U heeft =

Zij (m) hebben =

Lidwoorden

Herhalingsstof Chapitre 1 (Bron D)

een kind

1. un enfant
2. une enfant
3. l´enfant
4. un / une enfant

de voorgerechten

1. les entrées
2. l´entrées
3. des entrées
4. l´entrée´s

het water

1. l´eau (v)
2. le eau (m)
3. l´eau (m)
4. la eau (v)

Prend le livre et un stylo

Traduis les phrases