Woe 14-12-22 2.4 + herhalen so

1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

BR2F
Mittwoch, 14. Dezember 2022

Slide 2 - Slide

die Planung
  • Herhalen grammatica voor so
  • Aufgaben 

Slide 3 - Slide

Grammatik A

zwakke werkwoorden

Stam op -d of -t

Slide 4 - Slide

ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/zij/het

wij
jullie
zij/u
wohne
wohnst
wohnt

wohnen
wohnt
wohnen
reise
reist
reist

reisen
reist
reisen
warte
wartest
wartet

warten
wartet
warten
wohnen   reisen     warten
1. stam? werkwoord -en
2. plaats uitgang die hoort bij het pers vnw
ezelsbruggetje:
(fe)esttenten
normaal          stam op         stam op
                           -s klank            -d/-t

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Grammatik B


voltooid deelwoord

Slide 7 - Slide

Grammatik B: voltooid deelwoord
Van een zwak werkwoord:
ge + stam + t --> wohnen --> ge + wohn+ t = gewohnt

als de stam eindigt op een -d, -t klank:
ge + stam + et --> reden --> ge + red+ et = geredet
                              --> warten --> ge + wart+ et = gewartet

Slide 8 - Slide

Grammatik C

getallen tot 1.000

Slide 9 - Slide

0= null
1= eins
2= zwei
3= drei
4= vier
5= fünf
6= sechs
7= sieben
8= acht
9= neun
10= zehn
11= elf
12= zwölf
13= dreizehn
14= vierzehn
15= fünfzehn
16= sechzehn
17= siebzehn
18= achtzehn
19= neunzehn
20= zwanzig
30= dreißig
40= vierzig
50= fünfzig
60= sechzig
70= siebzig
80= achtzig
90= neunzig
getal+zehn
getal+zig
100= hundert
200= zweihundert
300= dreihundert
400= vierhundert
500= fünfhundert
600= sechshundert
700= siebenhundert
800= achthundert
900= neunhundert
getal+hundert
1000=tausend
B.v 21: einundzwanzig
101: hunderteins
394: dreihundertvierundneunzig

Slide 10 - Slide

Grammatik D

geslacht zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Slide

D: geslacht znw

Slide 12 - Slide

D: geslacht znw
Je kunt 2 zelfstandige naamwoorden samenvoegen tot 1 zelfstandig naamwoord. Dan bepaald het geslacht van het laatste znw het lidwoord.
BV.: der Winter + die Jacke (jas) = die Winterjacke
        der Sommer + das Kleid (jurk) = das Sommerkleid

Slide 13 - Slide

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Kapitel 2 Lektion 4: Aufgabe 1, 2, 3, 4, 6, 7
OF oefenso
  • Wie (hoe)? Online of boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent
  • Zeit (tijd)? 9:50





An die Arbeit!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide