6.2 Verteringsstelsel

6.2 Verteringsstelsel
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6.2 Verteringsstelsel

Slide 1 - Slide

Verteringsstelsel (BINAS 82)
Leerdoelen voor deze paragraaf:
5.Je beschrijft het verschil tussen mechanische verkleining en chemische vertering
6. Je legt uit voor welk type voedingsstoffen vertering nodig is
7. Je licht de functie(s) toe van de organen die betrokken zijn bij de vertering
8. Je beschrijft wat additieven zijn en berekent via hun ADI-waarde mogelijke gezondheidsrisico's.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Verteringsstelsel
  • Mondholte
  • Slokdarm
  • Maag
  • Twaalfvingerige darm
  • Dunne darm
  • Blindedarm
  • Dikke darm
  • Endeldarm

Slide 4 - Slide

Mechanische & Chemische vertering
  • Mechanische vertering: Kleiner maken en mengen van ingeslikt voedsel. Kauwen en kneden
    Belangrijk: zorgt voor oppervlaktevergroting!!

  • Chemische vertering: Verkleinen van macromoleculen (de voedingsstoffen) tot monomeren met behulp van enzymen.
    Ofwel enzymatische vertering: enzymen knippen grote voedingsstoffen kleiner.



Slide 5 - Slide

Maagportier
  • De kringspier tussen de maag en de darmen.

  • Twaalfvingerige darm = eerste stukje darm na de maag.

  • Gaat open als eten ertegen duwt. 
  • Gaat daarna pas weer open als de zure brei minder zuur is geworden door het alvleessap wat er in de 12-v darm bij komt. 

Slide 6 - Slide

Maag

Slide 7 - Slide

Twaalfvingerige darm
  • Eerste deel van je dunne darm

  • Afvoerbuizen vanaf de alvleesklier en galblaas
  • Alvleessap - pH8, en enzymen die koolhydraten, vetten en eiwitten (verder) verteren

  • Hoge pH neutraliseert maagsap en bij deze pH werken de enzymen het beste

Slide 8 - Slide

Lever en Galblaas
  • Lever maakt gal
  • Gal wordt opgeslagen in galblaas
  • Bij vet eten komt gal in 12-vingerige darm
  • Grote vetdruppels worden klein gemaakt = emulgeren

Slide 9 - Slide

Gal en alvleessap

Slide 10 - Slide

Dunne darm
  • 5 m lang
  • Darmsapklieren => Toevoegen enzymen laatste stap vertering


  • Koolhydraten => monosacharide
  • Eiwitten => aminozuren
  • Vetten => vetzuren en glycerol


  • Opname voedingsstoffen en verteringsproducten


Slide 11 - Slide

Dunne darm

Slide 12 - Slide

Blinde en dikke darm
  • 1,5 m lang
  • Blinde darm - appendix

  • Darmflora
  • Vitamine K en water resorptie

  • Ontlasting = onverteerde voedselresten, darmbacteriën, afvalstoffen, water, slijm.

Slide 13 - Slide

Blinde darm, dikke darm en endeldarm

Slide 14 - Slide

Vertering
Vertering is het omzetten van voedingsstoffen in verteringsproducten.
Verteringsklieren maken verteringssappen:
  • speekselklieren (speeksel_
  • maagsapklieren (maagsap)
  • de lever  (gal) en de alvleesklier(sap)
  • darmsapklieren (in de dunne darm)
Deze sappen zetten voedingsstoffen om in verteringsproducten. 
Die laatste worden vanuit de dunne darm opgenomen in het bloed.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Welke moeten verteerd worden?
Wel:                                                                                    Niet:
Eiwitten
Koolhydraten
Vetten
Water
vezels

Slide 17 - Drag question

Juist of Onjuist?
Het kauwen van voedsel noem je mechanische vertering.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Juist of onjuist?

De inwerking van speeksel op het voedsel in de mond noem je chemische vertering.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Welke voedingsstoffen zijn er al deels verteerd als het eten in de maag zit?

Slide 20 - Open question

Juist of onjuist.
Gal verteert vetten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Waar wordt vet verteerd?
In de ...
A
Mondholte
B
Maag
C
Twaalfvingerige darm
D
Dikke darm

Slide 22 - Quiz

Welke verteringsproducten worden opgenomen door de dunne darm?
A
Enkelvoudige suikers, vetten, en aminozuren
B
Alle suikers, vetzuren, fosfaten en aminozuren
C
Enkelvoudige suikers, vetzuren en aminozuren

Slide 23 - Quiz

Bacteriën in je darm helpen bij de vertering.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

ADI staat voor
A
Algemene dagelijkse inname
B
Aanvaardbare dagelijkse inname
C
Algemene daadwerkelijke inname
D
Aanvaardbare daadwerkelijke inname

Slide 25 - Quiz