P3W6 Methodisch werken

Methodisch werken 
Periode 3, week 6
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Methodisch werkenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Methodisch werken 
Periode 3, week 6

Slide 1 - Slide

Opdracht vorige week
Herkende je het classificatiesysteem in het zorgplan?

  1. Gordon
  2. Zorgleefplan
  3. Ondersteuningsplan (Shalock)
  4. Omahasysteem

Slide 2 - Slide

Vandaag
Gegevens analyseren en interpreteren

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Kun je redenen bedenken waarom het belangrijk is om niet snel te oordelen?

Slide 6 - Open question

Gegevens analyseren en interpreteren
Observeren is het verzamelen van gegevens
Interpreteren betekent je eigen uitleg geven aan iets wat je bij de zorgvrager waarneemt 

Slide 7 - Slide

Gegevens analyseren en interpreteren
5 Richtlijn om gegevens op de juiste manier te interpreteren:

  1. Controleer en verhelder aanwijzingen voordat je gaat interpreteren.
  2. Gebruik je theoretische kennis om aanwijzingen te herkennen.
  3. Maak gebruik van indirecte aanwijzingen.
  4. Vergelijk met standaarden.
  5. Vergelijk met de eerdere situatie.




Slide 8 - Slide

Controleer en verhelder aanwijzingen

Slide 9 - Slide

Nivea

Slide 10 - Slide

Quiz over valkuilen
Fouten bij de interpretatie kunnen ontstaan door verschillende oorzaken, die je ook wel 'valkuilen' kunt noemen. We gaan zo een quiz spelen met een aantal voorbeelden van valkuilen. Het is de bedoeling dat je het begrip bij de juiste definitie kan zoeken.

Slide 11 - Slide

Halo-effect = goede eigenschappen van een persoon hebben invloed op het beeld dat je van hem vormt.
Horn-effect = het tegenovergestelde van het halo-effect. Een negatieve eigenschap beïnvloedt je kijk op de hele persoon.

Projectie = je eigen gedrag en redeneringen als norm nemen.

Slide 12 - Slide

Een gemiddeld kenmerk van een grote groep doortrekken naar een individueel geval.
A
Stereotyperingen
B
Generaliseren
C
Vooroordelen
D
Halo-effect

Slide 13 - Quiz

Een kenmerk van één persoon doortrekken naar andere personen uit een groep.
A
Vooroordelen
B
Halo-effect
C
Horn-effect
D
Generaliseren

Slide 14 - Quiz

Oordelen zonder bewijsvoering toekennen aan een bepaalde groep.
A
Halo-effect
B
Vooroordelen
C
Horn-effect
D
Projectie

Slide 15 - Quiz

Goede eigenschappen van een persoon hebben een uitstraling op het beeld dat je van hem vormt.
A
Horn-effect
B
Projectie
C
Halo-effect
D
Te snel invullen

Slide 16 - Quiz

Opdracht (10 min) 
Bedenk in duo's een (ander) voorbeeld van: 
- stereotypen
- generaliseren
- projecteren
- Horn- effect
- Halo-effect

Slide 17 - Slide

Huiswerk
Werken aan eindopdracht

Slide 18 - Slide