Cash geld

Betalen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
begrijpend luisterenBasisschoolGroep 5-7

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Betalen

Slide 1 - Slide

Welke soorten betalingen ken jij?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

Wanneer was de eerste bankautomaat een feit?
A
1856
B
1967
C
2001
D
1976

Slide 4 - Quiz

Wanneer was de eerste bankautomaat in België?
A
1856
B
1967
C
2001
D
1968

Slide 5 - Quiz

In Vollezele duurde het heel lang. Wanneer kwam daar een automaat?
A
2004
B
2006
C
2009
D
2018

Slide 6 - Quiz

Waar staat de meest eenzame bankautomaat ter wereld?
A
Blankenberge
B
Timboektoe
C
Antartica
D
Zwoland

Slide 7 - Quiz

Sinds welk jaar daalt het aantal bankautomaten?
A
2013
B
2015
C
2017
D
2019

Slide 8 - Quiz

Hoeveel bankautomaten waren er nog in België eind vorig jaar?
A
2000
B
3000
C
4000
D
5000

Slide 9 - Quiz

Door de digitalisering voelen mensen zich soms in de steek gelaten. Waarom?
A
minder plaatsen waar ze terecht kunnen
B
het is te moeilijk om alles digitaal te doen

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Wie beheert de voorraad bankbiljetten?
A
Koning Willem Alexander
B
De Nederlandse bank
C
De mensen in Nederland
D
De Nederlandse staat

Slide 12 - Quiz

Wat is cash geld?
A
Brief geld
B
Munt geld
C
Internet bankieren
D
Munt en brief geld

Slide 13 - Quiz

Betaal jij wel eens met cash geld? Wanneer?

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Video

Hoeveel euro biljetten zijn er in omloop?
A
21 miljard
B
400 miljoen
C
36 miljard
D
300 miljoen

Slide 16 - Quiz

Wat gebeurt er met beschadigde biljetten?
A
Die gaan terug naar de Rabobank
B
Die worden weggegooid
C
Die gaan terug naar de Nederlandse bank
D
Die worden vernietigd

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Wat betekent 'machine leesbaar'?
A
Afgekeurd geld
B
Goed genoeg geld om gebruik te worden in pinautomaten
C
Schoon geld
D
Geld dat al in de pinautomaten zit

Slide 19 - Quiz

Wat gebeurt er als eerste met de afgekeurde biljetten?
A
Ze maken het schoon
B
Het gaat de versnipperaar in
C
Ze persen het samen
D
Het wordt precies geteld

Slide 20 - Quiz