Émotions --> proefwerk week 6

PROEFWERK --> alles op classroom
Émotions:
Donderdag 22 april 13:00- 14:00 uur
--> vocabulaire deel 1 /m 4 ( 40 woorden)
--> comment dire (7 zinnen)
--> comment ça va --> emoties met avoir/être
--> bezittelijk voornaamwoord
--> bijvoeglijk naamwoord (VORM)
--> avoir & être


1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

PROEFWERK --> alles op classroom
Émotions:
Donderdag 22 april 13:00- 14:00 uur
--> vocabulaire deel 1 /m 4 ( 40 woorden)
--> comment dire (7 zinnen)
--> comment ça va --> emoties met avoir/être
--> bezittelijk voornaamwoord
--> bijvoeglijk naamwoord (VORM)
--> avoir & être


Slide 1 - Slide

vocabulaire
- deel 1 t/m 4 --> F-NL/ NL-F
- hele woordenlijst op volgende slide
- alles staat op Quizlet om te oefenen (link op classroom)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

comment dire
(zinnen)
- 7 zinnen --> F-NL/ NL-F
- zinnen op de volgende slide. 
- alles staat op Quizlet om te oefenen (link op classroom)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Comment ça va?
vocabulaire emoties
- leer de betekenis van de verschillende emoties
- gebruik je avoir of être??
- de vertalingen staat op de volgende slide. 
- alles staat op Quizlet om te oefenen (link op classroom)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Slide

bezittelijk voornaamwoord
--> mijn broer / jouw moeder / zijn vader / haar opa

In het Frans zijn er steeds 3 opties voor de vertaling van een bezittelijk voornaamwoord 

1=  mannelijk & klinker
2= vrouwlijk
3= meervoud.


Slide 9 - Slide

mijn
jouw
zijn
haar
le/l'
MON
TON
SON
SON
la
MA
TA
SA
SA
les
MES
TES
SES
SES
le pronom possessif

Slide 10 - Slide

bezittelijk voornaamwoord
man.
vr.
mv.
mijn
MON
MA
MES
de vader = le père             --> mijn vader = mon père
de moeder = la mère       --> mijn moeder = ma mère
de vriendin = l'amie         --> mijn vriendin = mon amie***
de ouders = les parents  --> mijn ouders = mes parents

*** --> Enkelvoud en beginnend met een klinker = MON


Slide 11 - Slide

bezittelijk voornaamwoord
man.
vr.
mv.
jouw
TON
TA
TES
de vader = le père             --> jouw vader = ton père
de moeder = la mère       --> jouw moeder = ta mère
de vriendin = l'amie         --> jouw vriendin = ton amie***
de ouders = les parents  --> jouw ouders = tes parents

*** --> Enkelvoud en beginnend met een klinker = TON


Slide 12 - Slide

bezittelijk voornaamwoord
man.
vr.
mv.
zijn
SON
SA
SES
de vader = le père             --> zijn vader = son père
de moeder = la mère       --> zijn moeder = sa mère
de vriendin = l'amie         --> zijn vriendin = son amie***
de ouders = les parents  --> zijn ouders = ses parents

*** --> Enkelvoud en beginnend met een klinker = SON


Slide 13 - Slide

bezittelijk voornaamwoord
man.
vr.
mv.
haar
SON
SA
SES
de vader = le père             --> haar vader = son père
de moeder = la mère       --> haar moeder = sa mère
de vriendin = l'amie         --> haar vriendin = son amie***
de ouders = les parents  --> haar ouders = ses parents

*** --> Enkelvoud en beginnend met een klinker = SON


Slide 14 - Slide

bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
voorbeelden van bijvoeglijk naamwoorden in het Frans:
La grande maison
Il est heureux
Une petite fille
Je suis contente
Elle est amoureuse

--> bijvoeglijk naamwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord.
--> bijvoeglijk naamwoord moet in dezelfde VORM staan als het zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
I
Il est content

Elle est contente
mannelijk
vrouwelijk
 +E

Slide 17 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
I
Ils sont contents

Elles sont contentes
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
 +ES
 +S

Slide 18 - Slide

VORM
bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
Uitzonderingen:
Il est triste --> Elle est triste.
Il est amoureux --> Elle est amoureuse.
Ils sont amoureux --> Elles sont amoureuses.

--> Als een bijvoeglijk naamwoord al eindigt op een E, dan komt er geen extra E bij in de vrouwelijke vorm.
--> Als een bijvoeglijk naamwoord eindigt op een X, dan blijft het woord in de mannelijke vorm altijd hetzelfde! Bij de vrouwelijke vorm verandert de X in SE.



Slide 20 - Slide

avoir & être

Slide 21 - Slide

AVOIR & ÊTRE
hebben
zijn

Slide 22 - Slide

COMMENT CA VA?
Bij deze emoties gebruik je altijd het werkwoord ÊTRE.

Slide 23 - Slide

COMMENT CA VA?
Bij deze 'emoties' gebruik je altijd het werkwoord AVOIR.

Slide 24 - Slide

COMMENT CA VA?
LET OP!

Je moet ook kunnen zeggen hoe je je NIET voelt -->  ontkenning gebruiken bij avoir & être. Zie het overzicht op de volgende slide. ai 

Je suis malade --> Je ne suis pas malade.

J'ai froid --> Je n' ai pas froid.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link