Quiz wonen & huishouden thema voeding

Wat is geen functie van voeding?
A
Sociale functie
B
relationele functie
C
lichamelijke functie
D
geestelijke functie
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Wat is geen functie van voeding?
A
Sociale functie
B
relationele functie
C
lichamelijke functie
D
geestelijke functie

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Schoon zijn, fris ruiken, verzorgde nagels en kapsel, schone kleding, vriendelijk kijken en rechtop staan zijn voorbeelden van:
A
Presentatief uitzien
B
Representatie uitzien
C
Representatief uitzien
D
Represtatief uitzien

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat staat niet op de schijf van 5?
A
Groente en fruit
B
Drank
C
Brood, graanproducten, aardappelen
D
Vitaminen

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Iemand die diabetes heeft, heeft een tekort aan:
A
Insuline
B
Lactose
C
Suiker
D
ijzer

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Volg je een energiebeperkt dieet dan is het belangrijk dat je minder ..... eet
A
Mineralen
B
Calorieën
C
Vet
D
Vlees

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Natriumbeperkt dieet wil zeggen dat je minder ..... mag eten
A
zout
B
calorieën
C
suiker
D
peper

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Als je gevoelig bent voor een bepaalde stof dan noemen ze dit ook wel een:
A
energie
B
dieet
C
allergie
D
intolerantie

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

In sportvoeding zitten veel eiwitten. Eiwitten zijn belangrijk voor de:
A
botten
B
hersenen
C
spieropbouw
D
nieren

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Als je een stof helemaal niet kunt verdragen dan noemen ze dit:
A
Intolerantie
B
allergie
C
dieet
D
energie

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet de temperatuur van de koelkast ongeveer zijn:
A
7 tot 10 graden
B
2 tot 7 graden
C
0 graden
D
-10 tot -1 graden

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welk fornuis maakt gebruik van een magnetisch veld om pannen op te warmen?
A
inductiekookplaat
B
elektrisch fornuis
C
gasfornuis
D
keramische kookplaat

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welk keukenapparaat verwarmt door gebruik te maken van microgolven?
A
Oven
B
Magnetron
C
Oven en magnetron
D
beiden niet

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen we het verhitten in een pan op hoog vuur?
A
Bakken & braden
B
koken
C
grillen
D
borrelen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke snijtechnieken gebruik je bij het klein maken van kruiden?
A
snipperen
B
ciseleren
C
malen
D
hakken

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Voor welk voedsel gebruik je de rode snijplank?
A
gaar vlees
B
kip
C
rauw vlees
D
vis

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Voor het bereiden van vis maken we gebruik van deze kleur snijplank:
A
blauw
B
geel
C
rood
D
groen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Je hebt niet veel trek maar het is gezellig en je bent op een feestje. Je eet mee. Wat is de functie?
A
lichamelijk
B
sociaal
C
geestelijk
D
levensbeschouwelijk

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Waar zitten geen koolhydraten in?
A
aardappelen
B
brood
C
vis
D
rijst

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Welke snijtechnieken zijn er?

Slide 19 - Mind map

This item has no instructions

Wat is een product, materiaal en apparatuur?

Apparaat 

Materiaal
Apparaat
Materiaal 
Product 

Slide 20 - Drag question

Materialen gebruik je in de keuken om bijvoorbeeld te koken of te snijden. Denk aan messen, pannen en schalen. 

Apparatuur bestaat uit de apparaten die je gebruikt, bijvoorbeeld een fornuis, een tostiapparaat of een keukenmachine. 

Producten zijn koffie, thee, koffiemelk en suiker. Daarnaast ook broodjes, eieren, kaas, vleeswaren, melkproducten en snacks.
Wat is verstaan jullie onder gastvrij en klantvriendelijk zijn?

Slide 21 - Mind map

Als je eten en drinken aan cliënten serveert, is het belangrijk dat je gastvrij en klantvriendelijk bent. 
Dat houdt in dat je een dienstverlenende houding hebt: je staat altijd voor de cliënt klaar. 
Verder ben je altijd beleefd en vriendelijk. Het houdt ook in dat je cliënten op de juiste manier aanspreekt. 
Je begroet de cliënten als ze binnenkomen, waarbij je gebruikmaakt van de juiste aanspreekvorm. Je zegt niet ‘hallo’, maar ‘goedemorgen’, ‘goedemiddag’ en ‘goedenavond’. Datzelfde geldt trouwens als cliënten weggaan. Dan zeg je niet ‘hoi’ of ‘doei’, maar ‘tot ziens’. Je spreekt hen aan met ‘meneer’ of ‘mevrouw’ en met ‘u’ in plaats van ‘je’. Verder zorg je er natuurlijk voor dat je taalgebruik correct is. 
Als de cliënten eenmaal binnen zijn, vraag je wat je voor hen kunt doen. Je bent steeds gericht op hun wensen en probeert daar zo veel mogelijk aan tegemoet te komen.