Module 4 hoofdstuk 4

Lesdoelen
Weten wat een staatsobligatie is, doel overheidsinvesteringen kennen, verschil begrotingstekort en financieringstekort kennen, Verschil rijksbegroting en miljoennennota kennen, verschil structurele en incidentele uitgaven,  weten wat het groei en stabiliteitspact inhoudt. 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lesdoelen
Weten wat een staatsobligatie is, doel overheidsinvesteringen kennen, verschil begrotingstekort en financieringstekort kennen, Verschil rijksbegroting en miljoennennota kennen, verschil structurele en incidentele uitgaven,  weten wat het groei en stabiliteitspact inhoudt. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Financieringstekort
inkomsten - uitgaven = begrotingstekort
 - aflossings op de  staatsschuld= financieringstekort
Het Financieringstekort is hetzelfde bedrag als de toename van de staatsschuld.

Slide 8 - Slide

Lesdoelen
Verschil omslagstelsel en kapitaaldekkingsstelsel kennen, verschil waardevast en welvaartsvast kennen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Omslagstelsel
  • Solidariteit tussen generaties komt vooral tot uiting in de AOW (algemene ouderdomswet). 
  • Dit wordt gefinancierd door het omslagstelsel. D.w.z. de huidige uitkeringen worden gefinancierd door de huidige premiebetalers.
  • Vanwege de vergrijzing is besloten de AOW-leeftijd te verhogen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Kapitaaldekkingsstelsel (pensioen)
  • bijvoorbeeld bedrijfsspensioen. Afhankelijk van aantal deelgenomen jaren.

Slide 13 - Slide

Omslagstelsel

* Nu premie afdragen voor de ouderen van nu.
*AOW
Kapitaaldekkingsstelsel

*Nu premie afdragen voor jezelf.
*Pensioenfonds

Slide 14 - Slide

Waardevast of welvaartsvast
Een uitkering is waardevast of welvaartsvast. 

Waardevast --> Uitkeringen die aangepast worden aan de inflatie

Welvaartsvast --> Uitkeringen die de loonontwikkeling volgen 

Slide 15 - Slide

Uitgaven (exclusief aflossingen) - inkomsten van de overheid zijn negatief. Hoe noem je dit bedrag?
A
staatsschuld
B
begrotingstekort
C
financieringstekort
D
EMU-schuld

Slide 16 - Quiz

Een staatsobligatie is een
A
eigendomspapier
B
schuldpapier

Slide 17 - Quiz

Door investeringen in het onderwijs gaat de arbeidsproductiviteit
A
omhoog
B
omlaag
C
ongewijzigd

Slide 18 - Quiz

Welke belegging is het minst risicovol?
A
Staatsobligatie
B
Aandeel
C
Bedrijfsobligatie
D
Opties

Slide 19 - Quiz

Door een stijging van de arbeidsproductiviteit..
A
nemen kosten af waardoor de prijs kan dalen
B
nemen kosten toe waardoor de prijs stijgt
C
nemen kosten toe waardoor de prijs daalt
D
nemen kosten toe waardoor de prijs kan dalen

Slide 20 - Quiz

In het stabiliteits en groeipact is afgesproken dat het financieringstekort … mag zijn.
A
2%
B
5%
C
4%
D
3%

Slide 21 - Quiz

In het stabiliteits en groeipact is afgesproken dat de staatsschuld … van het bbp mag zijn.
A
150%
B
60%
C
90%
D
200%

Slide 22 - Quiz

Voorbeeld van een structurele uitgave van de overheid is:
A
aanleg snelweg
B
extra uitgaven wegens corona
C
betalen van lonen aan ambtenaren

Slide 23 - Quiz

Pensioen is gebaseerd om het omslagstelsel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Zou deze vergrijzing voornamelijk een probleem zijn voor de betaalbaarheid van pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel) of voor de AOW (omslagstelsel)?
A
Pensioenen (kapitaaldekkingsstelsel)
B
AOW (omslagstelsel)

Slide 25 - Quiz

Bezuinigen op de AOW-uitkeringen kan door middel van:
A
Overstap van omslagstelsel naar kapitaaldekkingsstelsel in combinatie met een waardevaste uitkering.
B
Overstap van omslagstelsel naar kapitaaldekkingsstelsel in combinatie met een welvaartsvaste uitkering.
C
Overstap van kapitaaldekkingsstelsel naar omslagstelsel in combinatie met een waardevaste uitkering.
D
Overstap van kapitaaldekkingsstelsel naar omslagstelsel in combinatie met een welvaartsvaste uitkering.

Slide 26 - Quiz

Bij het omslagstelsel ...
A
betaalt iedereen voor zichzelf
B
zijn uitkeringen waardevast
C
zijn uitkeringen welvaartsvast
D
is er sprake van verplichte solidariteit

Slide 27 - Quiz

Een toename van de levensverwachting heeft bij een kapitaaldekkingsstelsel geen invloed op de hoogte van de pensioen­premie.
A
Juist
B
Onjuist
C
Juist & Onjuist

Slide 28 - Quiz

Waardevast betekent de pensioenen stijgen met hetzelfde percentage als de inflatie.
A
True
B
False
C
Wat?
D
wellicht moet ik gebruik maken van het extra uitleg filmpje.

Slide 29 - Quiz

De lonen stijgen met 1,5%, de inflatie is 1,4% en de AOW stijgt met 1,45%.
De AOW is:
A
waardevast EN welvaartsvast
B
waardevast MAAR NIET welvaartsvast
C
niet waardevast EN niet welvaartsvast
D
niet waardevast WEL welvaartsvast

Slide 30 - Quiz