Kapitel 2 Lektion 1C

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Guten Tag!

• Setzt euch bitte (ga zitten)
• Handy zu Hause/Schließfach
• Schulsachen auf dem Tisch (Buch, Heft, Laptop)
• Laptop geschlossen
• Rucksack auf dem Boden

Was machen wir heute?

- Hausaufgaben 10

- Rückblick + Vokabeln 10

- Klassenarbeit sprechen 5

- üben Klassenarbeit 15

- evaluieren 5

Kapitel 2 : Köln

Köln, Mode, Kleidung, Taschengeld 

Aan het einde van deze les: 

- ken ik de betekenis van de woorden van Lektion 1

- weet ik wat ik voor het mondeling moet voorbereiden

- kan ik werkwoorden vervoegen en het voltooid deelwoord gebruiken

• Weißt du es noch?
• Diese Woche habe ich sogar 5 euro (sparen).
• Diese Woche habe ich sogar 5 euro gespart.
• Er hat keine Ahnung was das (bedeuten).
• Er hat keine Ahnung was das bedeutet.
• Meine Eltern haben mir Schulsachen (schenken).
• Meine Eltern haben mir Schulsachen geschenkt.
• 
  
• Was geht schon gut?
• Was findest du noch schwierig?

heute

sogar

die Woche

keine Ahnung

die Schulsachen

reichen

de week

de schoolspullen

vandaag

geen idee

zelfs

genoeg zijn

Übersetze: Er braucht nur zehn Euro.

1. Hij krijgt maar 10 euro
2. Hij heeft maar/slechts 10 euro nodig
3. Hij wil graag 10 euro
4. Hij krijgt zelfs 10 euro

Warum (antworten) du nicht?

1. antwortst
2. antwortet
3. antwortest
4. antworten

Hat er in Deutschland (wohnen)?

1. gewohnet
2. gewohnt
3. gewohnen
4. wohnen

Wie lange habt ihr (warten)?

1. gewartet
2. wartest
3. wartet
4. gewarten

Maak het voltooid deelwoord:
Ich habe heute Fußball (spielen)

Maak het voltooid deelwoord:
Hat dein Taschengeld (reichen=genoeg zijn)?

Vul het goede werkwoord in:
Er (wachten=warten) auf dich.

Uitleg mondeling (PPT)

Üben (15 Minuten)

Ieder 2-tal krijgt 5 kaartjes. Je oefent 3 minuten. Na 3 minuten laat je de kaartjes liggen en ga je als 2-tal wisselen van plaats.

Nächste Stunde

oefenen mondeling

getallen tot 1000

Müll bitte ins Mülleimer werfen

Warten bis es klingelt

Stuhl unter den Tisch stellen

Danke schön !

Die Zahlen bis 1000

100     hundert

200    zweihundert

400    vierhundert

800    achthundert

549    fünfhundertneunundvierzig

          fünf-hundert-neun-und-vierzig

1000 tausend

Als 1 woord schrijven!