11.1.1 Je kunt de werking van zintuigen beschrijven. 11.2.1 Je kunt aangeven waar het gezichtszintuig, het gehoorzintuig en het evenwichtszintuig liggen en wat hun adequate prikkels zijn.
11.2.2 Je kunt aangeven waar de zintuigcellen in je huid, de reukzintuigcellen en de smaakzintuigcellen liggen, hoe ze werken en wat hun adequate prikkels zijn.
11.3.1 Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog noemen met hun functies en kenmerken.
11.4.1 Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt.
11.4.2 Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld ontstaat.
11.5.1 Je kunt de bouw en de werking van het netvlies beschrijven.
11.6.1 Je kunt de delen van het oor noemen met hun functies en kenmerken.
11.7.1 Je kunt aangeven hoe slechtziendheid gecorrigeerd kan worden met een bril of contactlenzen.
11.8.1 Je kunt aangeven hoe gezichtsbedrog ontstaat.