3KC - H2 Taalverzorging: Samengestelde zinnen

Hoofdstuk 2
Taalverzorging
Samengestelde
Zinnen

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
stil lezen 

(Jas aan de kapstok, 
niet eten tijdens de les, 
telefoon in tas.)
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2
Taalverzorging
Samengestelde
Zinnen

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
stil lezen 

(Jas aan de kapstok, 
niet eten tijdens de les, 
telefoon in tas.)

Slide 1 - Slide

Wat gaan we 
vandaag doen?
  • Herhaling H1 Leestekens;

  • Uitleg Samengestelde zinnen;

  • Zelfstandig werken.

  • De les afsluiten.

Slide 2 - Slide

De vorige les:
Maandag a.s. gaan we in de les aan de slag met de herkansing op de toets. Het gemiddelde van de twee cijfers gaan we gebruiken als cijfer.

Op 'ItsLearning' staat een LessenUp. Hierin staat alle leerstof die je moet kennen. Dit weekend heb je de tijd om deze te leren. 

Slide 3 - Slide

Komma,
,
1. Tussen twee persoonsvormen;
2. Tussen twee voegwoorden
LET OP! Bij het voegwoord 'en' gebruik je geen komma.
3. Tussen de delen van een opsomming.

Slide 4 - Slide

Punt.
.!?
1. Aan het eind van iedere zin
2. Aan het eind van een vragende zin
3. Als iets extra nadruk moet krijgen. (dit noemen we ook wel de gebiedende wijs).

Slide 5 - Slide

'Citeren'.
Citeren
Datgene wat letterlijk wordt gezegd. 

Slide 6 - Slide

'Citeren'.
Citeren
En de docent sprak zachtjes: 'Stil nu, anders moet je strafwerk maken.'

Slide 7 - Slide

'Citeren'.
Citeren
  • Zet voor het citaat een dubbele punt.
  • Begin het citaat met een hoofdletter en eindig met een punt, vraagteken of uitroepteken.
  • Zet het citaat tussen aanhalingstekens.

Slide 8 - Slide

Dit kan ik aan het einde van deze les:
  • De persoonsvorm en onderwerpen vinden in samengestelde zinnen.

Slide 9 - Slide

Waarom leren over samengestelde zinnen?
Omdat je gemakkelijker zinnen kan vervoegen. En omdat je dan weet hoe een zin is opgebouwd. 

Slide 10 - Slide

Samengestelde zinnen:
Elke zin bevat een persoonsvorm. Een zin met één persoonsvorm en één onderwerp is een enkelvoudige zin.

Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.

Slide 11 - Slide

Enkelvoudige zinnen:
Enkelvoudige zin:
Opa werkte. Oma deed het huishouden. 

Iedereen viert feest. Het is Bevrijdingsdag.

Slide 12 - Slide

Samengestelde zinnen:
Samengestelde zin:
Opa werkte en oma deed het huishouden. 

Iedereen viert feest, want het is Bevrijdingsdag.

Slide 13 - Slide

Samengestelde zinnen:
Let op: bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp. 

Als je van twee losse zinnen één zin maakt, heb je een voegwoord nodig. De woordvolgorde van zo’n samengestelde zin hangt af van het voegwoord. Met een voegwoord zoals en, maar en want staan de persoonsvormen en de onderwerpen naast elkaar.

Slide 14 - Slide

Samengestelde zinnen:
Samengestelde zin:
Opa werkte en oma deed het huishouden. 

Iedereen viert feest, want het is Bevrijdingsdag.

Slide 15 - Slide

Samengestelde zinnen:
Met andere voegwoorden, zoals omdat, doordat en hoewel, hoeven de persoonsvormen en de onderwerpen niet naast elkaar te staan. 

Slide 16 - Slide

Samengestelde zinnen:
Iedereen viert feest, omdat het Bevrijdingsdag is. 

Napoleons vrouw had een hondje, hoewel Napoleon niet van dieren hield.

Slide 17 - Slide

Aan de slag met:
  • H1 Taalverzorging interpunctie
  • H2 Taalverzorging: Grammatica

Hoe? Per laptop

Vragen:
Ik loop door het lokaal om je vraag te beantwoorden. Ik kom vanzelf bij je 
langs.

Wat te doen als je klaar bent:
H2 Taalverzorging Spelling.


Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
8:00

Slide 18 - Slide

Plaats de leestekens op de juiste plaats: de leraar sprak zachtjes tot de klas stil nu anders moet je nablijven

Slide 19 - Open question

Plaats de leestekens op de juiste plaats: jan liep naar school

Slide 20 - Open question

OW van: Met een glazen bol kan zij de toekomst voorspellen.


A
Met een glazen bol
B
De toekomst
C
Kan
D
Voorspellen

Slide 21 - Quiz

PV van: Wie van jullie is komen lopen?

A
Lopen
B
Wie
C
Is
D
Komen

Slide 22 - Quiz

Plaats de leestekens op de juiste plaats: mijn lievelings eten is patat pizza en pindakaas

Slide 23 - Open question

PV van: Met een glazen bol kan zij de toekomst voorspellen.


A
Met een glazen bol
B
De toekomst
C
Kan
D
Voorspellen

Slide 24 - Quiz

De volgende les:
In week 27 vindt de toets taalverzorging plaats. De exacte dag wordt nader bepaald.

Maandag vindt de herkansing op de lezen toets plaats. Op 'Its Learning' staat een linkje met alle leerstof die je moet kennen voor de toets.

Slide 25 - Slide