H.4 Feiten, meningen en argumenten

Lezen H4
Teksten met meningen lezen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Lezen H4
Teksten met meningen lezen

Slide 1 - Slide

Doel
Je kunt uitleggen...

- wat een feit is
- wat een mening is
- wat een argument is

en je kunt deze herkennen in een tekst!


Slide 2 - Slide

een feit:

Slide 3 - Mind map

een mening:

Slide 4 - Mind map

een argument:

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Video

FEIT

--> Uitspraak over iets wat waar of niet waar is

--> Een feit kun je controleren

--> Objectief



Voorbeeld van een feit:

De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.

Je kunt controleren of dit waar is door bijvoorbeeld artikelen te lezen op de website van het Nibud.

Slide 7 - Slide

MENING (STANDPUNT)

--> Wat iemand ergens van vindt

--> Het is niet controleerbaar

--> Je kunt het ermee eens of oneens zijn
--> Subjectief


Voorbeeld van een mening:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 8 - Slide

ARGUMENT

--> Een argument is een uitleg waarmee je een mening
        verdedigt. Dus waarom je een bepaalde mening hebt.

--> Je herkent een argument aan signaalwoorden als:

         want, namelijk, omdat, immers

--> sterke en zwakke argumenten




Voorbeeld van een argument:

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 9 - Slide

Samengevat
Feiten: een feit kun je controleren.

Meningen: een mening is wat iemand van iets vindt.

Argument: reden waarom je een bepaalde mening hebt.

Slide 10 - Slide

Nu jij...
Ga aan het werk met de opdrachten voor deze week.

H4.1: Feit, mening en argument
Maak opdr. 1 en 2. (20 min) Klaar? Maak extra opdracht 1 en 2.
Daarna maken we gezamenlijk de examenopdracht.

Slide 11 - Slide

Het onderwerp van de tekst is voedselhypes. Wat betekent 'hypes'?
A
allergieën
B
modes
C
overschotten
D
tekorten

Slide 12 - Quiz

Wat voor soort tekst is het?
A
achtergrondartikel
B
betoog
C
nieuwsbericht
D
voorlichtingsfolder

Slide 13 - Quiz

Wat is het doel van de tekst?
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 14 - Quiz

Wat is het verband tussen gluten en voedselhypes?
A
oorzaak-gevolg
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 15 - Quiz

Wat is het verband tussen voedselhypes en placebo- en nocebo-effecten?
A
oorzaak-gevolg
B
verklaring
C
voorbeeld

Slide 16 - Quiz

Waarnaar verwijst 'Het' in 'Het is een wereldwijde trend.' (al. 3)?
A
glutenvrije producten
B
uitzonderlijk goede zaken
C
'vrij-van'-producenten
D
'vrij-van'-producten

Slide 17 - Quiz


Waarom worden de voedselexperts niet geloofd (al. 4)?


A
omdat de experts gezondheidsklachten ontkennen die wel bestaan
B
omdat de experts niet onafhankelijk zijn
C
omdat de experts op het gebied van gezondheid niet echt deskundig zijn
D
omdat mensen experts altijd wantrouwen

Slide 18 - Quiz

Wat is de overeenkomst tussen het placebo-effect en het nocebo-effect?
A
In beide gevallen gaat het om middelen die doktoren aan patiënten voorschrijven.
B
In beide gevallen gaat het om middelen die het immuunsysteem van mensen aantasten.
C
In beide gevallen gaat het om schijneffecten.
D
In beide gevallen gaat het om verwachtingen die de gezondheid beïnvloeden.

Slide 19 - Quiz

Beargumenteert Hanekamp zijn mening dat het vreemd is dat natuurlijke ingrediënten verdacht gemaakt worden (al. 8)?
A
Ja, met het argument dat het vroeger vooral de kunstmatige stoffen waren die ervan verdacht werden allergieën te veroorzaken.
B
Ja, met het argument dat ingrediënten die heftige reacties oproepen inmiddels wel uit ons voedsel geschrapt zijn.
C
Nee. Hij beargumenteert zijn mening niet, maar legt uit dat mensen slachtoffer zijn van een angstcultuur.

Slide 20 - Quiz

Welke bewering verwoordt de mening van Paul Enck?
A
De overheid moet de 'vrij-van'-reclame op voedsel verbieden.
B
Het nocebo-effect bestaat niet.
C
Vaak bij McDonald's eten is schadelijk voor de gezondheid.
D
Voedselhypes schaden de gezondheid.

Slide 21 - Quiz

Komt er een antwoord op de vraag 'Hoe erg is het' uit de tussenkop boven alinea 9? Kies uit: Ja, het antwoord is / Nee, want

Slide 22 - Open question

Welke van de samenvattingen geeft de strekking van de hele tekst het beste weer?

Slide 23 - Slide

Welke van de samenvattingen geeft de strekking van de hele tekst het beste weer?
A
Samenvatting 1
B
Samenvatting 2
C
Samenvatting 3

Slide 24 - Quiz

Even testen...
Hierna zie je 10 uitspraken. Doe mee en test jezelf of je de theorie goed begrijpt!

Slide 25 - Slide

Feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 26 - Quiz

Feit, mening of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 27 - Quiz

Feit, mening of argument?

Uit onderzoek blijkt dat dit een heel mooi boek is.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 28 - Quiz

Feit, mening of argument?

Ik word namelijk gesteund door de UvA.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 29 - Quiz

Feit, mening of argument?

Volgens mij zijn de meeste mensen erg bang.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 30 - Quiz

Feit, mening of argument?

Het overgangsregelement zegt dat je met vijf tekortpunten niet overgaat.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 31 - Quiz

Feit, mening of argument?

Want geur geeft sommige deodorants net iets extra's.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 32 - Quiz

Feit, mening of argument?

Een door irritatie beschadigde huid kan leiden tot eczeem.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 33 - Quiz

Feit, mening of argument?

Volgens mij hebben sommige mensen liever eczeem dan dat ze zogenaamd stinken.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 34 - Quiz

Feit, mening of argument?

Onze docent roept: "Jullie kunnen veel harder werken!"
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 35 - Quiz

Wat wil je onthouden uit deze les?

Slide 36 - Open question

Ik kan goed onderscheid maken tussen feiten en meningen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Ik kan argumenten herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll