W50 1H1 NE LEESVAARDIGHEIG §19

Week 50
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Week 50

Slide 1 - Slide

Opzet week 50 - 7 t/m 11 december
Les 1: leesvaardigheid
  • §19 kritisch lezen
Les 2: leesvaardigheid
  • §19 kritische lezen
Les 3: LessonUp (thuis)
  • §17-19 herhalen (thuis zelfstandig werken aan de taken)
Les 4: taaluur (op school)
  • Woordenschat

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Deze week oefen je met:
  • het toepassen van kritisch lezen.
  • het uitbreiden van jouw woordenschat.

Slide 3 - Slide

Les 1

Taalverzorging:
§19 - kritisch lezen lezen (blz. 78-79)

Lees de theorie op bladzijde 78 van het boek. 
Ga daarna verder met de LessonUp.
        

Slide 4 - Slide

Leesdoelen
Hoe je een tekst leest, hangt af van je doel. Afhankelijk van jouw doel zet je een leesstrategie in.

Daarnaast moet je kritisch kunnen kijken naar de informatie die je leest. Dat iets 'in de krant stond' of 'dat je het op internet hebt gelezen' wil niet zeggen dat het waar is.

Slide 5 - Slide

Kritisch lezen
Gebruik kritisch lezen om te controleren of de informatie correct is. 

Stel tijdens het kritisch lezen de volgende vragen:
  1. Wat is het doel van de schrijver? Wil de schrijver met informeren (met feiten) of overtuigen (met een mening)?
  2. Klopt de informatie van de schrijver? Is de informatie correct?
  3. Kan ik de informatie controleren?
  4. Is de informatie betrouwbaar?

Slide 6 - Slide

Kritisch lezen
Kijk naar deze vier onderdelen om de betrouwbaarheid te controleren:
  1. Waar heb je de tekst gevonden? Is de bron (vindplaats) betrouwbaar? Een tekst van NOS journaal is vaak betrouwbaarder dan een tekst op Facebook.
  2. Wat wil de schrijver bereiken met de tekst? Wat levert de tekst op?
  3. Welke kennis (deskundigheid) heeft de schrijver? Heeft de schrijver een opleiding gedaan over het onderwerp?
  4. Hoe oud (actueel) is de tekst? Een tekst uit 2020 past beter bij de tijd dan een tekst uit 2010.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Les 2

Taalverzorging:
§19 - kritisch lezen (blz. 80-81)


Lees de theorie op bladzijde 78 van het boek.
Ga daarna verder met de LessonUp.
       

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Les 3
Leesvaardigheid
§17 t/m 19 - Globaal, intensief, zoekend, lerend en kritisch lezen

Werk thuis zelfstandig aan de weektaken. Ben je klaar met de weektaken dan kun je verder oefenen met de extra oefenbladen. De extra oefenbladen heb je tijdens de les gekregen.

Slide 12 - Slide

Globaal lezen
Gebruik globaal lezen wanneer je snel wilt weten waarover een tekst gaat.

Kijk naar:
  • de titel
  • de inleiding
  • de tussenkopjes
  • de eerste zinnen van alinea's (kernzinnen)
  • de slotalinea

Slide 13 - Slide

Intensief lezen
Gebruik intensief lezen als je de tekst goed wilt begrijpen.

  • Lees de tekst van begin tot eind.
  • Probeer elke zin te begrijpen.
  • Zoek woorden die je niet kent op in het woordenboek.

Slide 14 - Slide

Zoekend lezen
Gebruik globaal lezen wanneer je op zoek bent naar een antwoord op een vraag, naar een interessante tekst of een tekst die je kunt gebruiken voor je werkstuk.

Neem de volgende stappen bij zoekend lezen:
  1. Bedenk trefwoorden die je kunt gebruiken bij het zoeken op het internet of in de bibliotheek.
  2. Scan de zoekresultaten en kijk of je de juiste trefwoorden kunt vinden.
  3. Pak het boek, het artikel of de website en bekijk de inhoudsopgave. Kijk of je in de inhoudsopgave de trefwoorden kunt vinden.
  4. Bekijk daarna de tussenkopjes of titels van de paragrafen.

Slide 15 - Slide

Lerend lezen
Gebruik lerend lezen als je belangrijke informatie wilt onthouden.

Neem de volgende stappen:
  1. Begin met het globaal lezen van de tekst. 
  2. Bekijk de inhoudsopgave en de kopjes.
  3. Lees de eerste en de laatste alinea van de tekst.
  4. Lees vervolgens de tekst intensief.
  5. Maak vervolgens een samenvatting van de tekst.

Slide 16 - Slide

Kritisch lezen
Gebruik kritisch lezen om te controleren of de informatie correct is. 

Stel tijdens het kritisch lezen de volgende vragen:
  1. Wat is het doel van de schrijver? Wil de schrijver met informeren (met feiten) of overtuigen (met een mening)?
  2. Klopt de informatie van de schrijver? Is de informatie correct?
  3. Kan ik de informatie controleren?
  4. Is de informatie betrouwbaar?

Slide 17 - Slide

Les 4
Taaluur - woordenschat en leesvaardigheid

Bekijk de woorden op bladzijde 81. Noteer de woorden en de betekenissen in jouw schrift. 

Slide 18 - Slide

Woordenschat
Bij het lezen van een tekst kom je soms moeilijke en onbekende woorden tegen. Aan de hand van de woordraadstrategieën kun je de betekenis van het onbekende woord afleiden uit de tekst.

Er bestaan verschillende woordraadstrategieën. De eerste woordraadstrategie is: zoeken naar een synoniem. Een synoniem is een ander woord met dezelfde betekenis. Voorbeelden:
  • situatie - toestand
  • exact - precies

Een antoniem is een woord met een tegengestelde betekenis.
  • exact - vaag

Slide 19 - Slide

Woordenschat
  1. Zoek de volgende woorden eerst op in de teksten op bladzijde 75 en 76: wantrouwen, aspect en effectief.
  2. Maak daarna met deze woorden een zin waarin de betekenis van het woord duidelijk wordt. Je mag de vorm van het woord aanpassen.

  • Niet: Hij gedraagt zich baldadig.
  • Wel: Hij gedraagt zich baldadig, want hij pakt elke keer mijn pen en gooit deze op de grond.

Slide 20 - Slide

Taken week 50

Leesvaardigheid (inleveren via LessonUp):
o 19. Kritisch lezen opdrachten 2-4 (blz. 78-79)
o 19. Kritisch lezen opdrachten 7-10 (blz. 80-81)




Slide 21 - Slide

Lever via een foto de uitwerkingen van jouw weektaken in.

Slide 22 - Open question

Weektaak 50 afgerond

Slide 23 - Slide