Thema 5 Kleding Herhaling

LOWAN thema 5
De kleding
1 / 33
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

LOWAN thema 5
De kleding

Slide 1 - Slide

De of het?

Slide 2 - Slide

......blouse
A
De
B
Het

Slide 3 - Quiz

....... t-shirt
A
De
B
Het

Slide 4 - Quiz

....... hemd
A
De
B
Het

Slide 5 - Quiz

........ slippers
A
De
B
Het

Slide 6 - Quiz

...... panty
A
De
B
Het

Slide 7 - Quiz

...... horloge
A
De
B
Het

Slide 8 - Quiz

...... ketting
A
De
B
Het

Slide 9 - Quiz

..... markt
A
De
B
Het

Slide 10 - Quiz

...... team
A
De
B
Het

Slide 11 - Quiz

Wat is dit? schrijf het op

Slide 12 - Slide

Wat is dit?

Slide 13 - Open question

Wat is dit?

Slide 14 - Open question

Wat is dit?

Slide 15 - Open question

Wat is dit?

Slide 16 - Open question

Wat is dit?

Slide 17 - Open question

Wat is dit? schrijf het op

Slide 18 - Slide

Is dit het T-shirt?
A
Ja, dit is het t-shirt
B
Nee, dit is de onderbroek
C
Nee, dit is het t-shirt niet
D
Ja, dit is de onderbroek

Slide 19 - Quiz

Zijn dit de sandalen?
A
Ja, dit is de sandalen
B
Ja, dit zijn de sandaalen
C
Nee, dit zijn de slippers
D
Ja, dit zijn de sandalen

Slide 20 - Quiz

Is dit een horloge?
A
Nee dit is een bril
B
Nee, dit is geen horloge
C
Nee , dit is een horloge niet
D
Ja, dit is een horloge

Slide 21 - Quiz

Werwoorden

Slide 22 - Slide

Jullie ………………………… in een korte broek. (sporten)

Slide 23 - Open question

Hij ……………………… zijn schoenen ………………. (aantrekken)

Slide 24 - Open question

bezittelijk voornaamwoord

Slide 25 - Slide

Ik heb een stift
Het is ........ stift
A
Jouw
B
Mijn
C
Jullie
D
Ik

Slide 26 - Quiz

Jij ............. een stift
Het is ............ stift
A
hebt,jouw
B
heeft,jouw
C
hebt,mijn
D
heeft,mijn

Slide 27 - Quiz

Wij hebben een stift
Het is............ stift
A
Jullie
B
Onze
C
Ons
D
Hun

Slide 28 - Quiz

Zij heeft een stift
Het is ....... stift
A
Uw
B
Zijn
C
Haar
D
Jouw

Slide 29 - Quiz

Voorzetsels

Slide 30 - Slide

De kleuter loopt . . . . . . . . . . . . de oma.
A
Naar
B
Op
C
In
D
Naast

Slide 31 - Quiz

Wie praat . . . . . . . . . . . opa?
A
Naast
B
Met
C
In
D
Onder

Slide 32 - Quiz

Het schoolkind telt . . . . . . . . . . . 100.
A
Onder
B
In
C
Tot
D
Met

Slide 33 - Quiz