1A do 31 maart 3.8 deel I

GOEDEMORGEN 
Boek, schrift, pen op tafel

START MET LEZEN IN JE BOEK. Minimaal 5 pagina's.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

GOEDEMORGEN 
Boek, schrift, pen op tafel

START MET LEZEN IN JE BOEK. Minimaal 5 pagina's.

Slide 1 - Slide

Belangrijk! Toets: donderdag 7 april

Het gaat over:
H. 3.5: woorden (afgerond)
H. 3.7: grammatica (gisteren afgerond)
H. 3.8: spelling (vandaag en maandag)

Komende lessen zijn dus erg belangrijk. Maak je opdrachten met aandacht, dan kan je een goed cijfer halen!

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen
1. 10 minuten lezen
2. Literatuuropdracht
2. Uitleg H3.8 
3. Zelfstandig werken
4. Lesafsluiting

Slide 3 - Slide

10 minuten lezen
 Lees stil en met aandacht, tenminste 5 pagina's. Laat anderen rustig lezen.

Slide 4 - Slide

Literatuuropdracht
Schrijf de volgende vragen over op de eerste pagina van je literatuurschrift:
1. Welke pagina's heb je afgelopen week gelezen?
2. Welke personages waren in dit deel belangrijk?
3. Vertel wat je personage(s) meemaakten
4. Vertel wat je personage(s) dachten of voelden
5. Omschrijf de ruimte waar het deel dat je las zich afspeelde. 



Slide 5 - Slide

Beantwoord de vragen die je hebt opgeschreven. 



Gebruik een nieuwe pagina. Je gaat iedere week naar de vragen terug. 
timer
10:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Lesdoelen:

1. Na deze les kan ik vertellen wat sterke werkwoorden zijn

2. Na deze les kan ik vertellen hoe je sterke werkwoorden in de verleden tijd schrijft. 

Slide 8 - Slide

Sterke werkwoorden

Slide 9 - Slide

Sterke werkwoorden in de verleden tijd
Sterk werkwoord verandert in de verleden tijd van klank:
lopen - liepen       gaan - gingen


Slide 10 - Slide

Schrijf de verleden tijd op van ALLE werkwoorden. Omcirkel daarna de sterke werkwoorden. 
1. Huilen
2. Lopen
3. Verhuizen
4. Schrijven
5. Zullen
6. Verbinden
7. Rennen

Slide 11 - Slide

Schrijf van de volgende werkwoorden de verleden tijd op in je schrift. Omcirkel de sterke werkwoorden. 
1. Huilen - Huilde
2. Lopen - Liep
3. Verhuizen - Verhuisden
4. Schrijven - Schreef
5. Zullen - Zouden
6. Verbinden - Verbonden
7. Rennen - Rende

Slide 12 - Slide

Aan de slag...
Maak opdracht 1 t/m 5. Zorg dat ze allemaal af zijn, we bespreken ze meteen na. 
Werk nog even zelfstandig. Ik loop rondjes voor vragen en kom vanzelf langs.  
timer
7:00

Slide 13 - Slide

Nabespreken...

Slide 14 - Slide

Aan de slag...
Maak opdracht 6 t/m 10. Zorg dat ze allemaal ingevuld zijn. 
Je mag samenwerken, maar laat het over de opdrachten gaan. 
timer
7:00

Slide 15 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 16 - Slide