This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
§2.1 Kijk en vergelijk
Consumentenorganisaties
Slide 1 - Slide
Consumentenorganisaties testen producten van verschillende merken.
Wat is een andere taak van consumentenorganisaties?
A
Consumentenorganisaties bepalen hoe lang je garantie krijgt op een product.
B
Consumentenorganisaties geven advies aan winkeliers over de kwaliteit van producten.
C
Consumentenorganisaties geven uitleg over je rechten als consument.
D
Consumentenorganisaties maken wetten met regels over de veiligheid van producten.
Slide 2 - Quiz
Consumentenorganisaties geven onafhankelijke informatie over een product
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Welke hoort NIET tot de consumentenorganisaties?
A
ANWB
B
Vereniging Eigen Huis
C
IKEA
D
Goede Waar & Co
Slide 4 - Quiz
Lisa en Valentino vertrouwen de testuitslagen van Kassa.
Lisa: “Consumentenorganisaties doen onderzoek naar de prijs en de kwaliteit van producten. Op basis daarvan geven ze onafhankelijke informatie en advies”.
Valentino: “Consumentenorganisaties houden zich niet alleen bezig met het testen van producten. Ze informeren ook over mogelijke gevolgen voor het milieu”.
Wat geldt voor deze beweringen?
A
Alleen Lisa heeft gelijk.
B
Alleen Valentino heeft gelijk.
C
Beiden hebben gelijk.
D
Beiden hebben ongelijk.
Slide 5 - Quiz
Bekijk de omschrijvingen onder de verschillende ogen en sleep deze naar de juiste organisatie.
Komt op voor de belangen van zijn leden op het gebied van mobiliteit, vakantie en vrije tijd.
Komt op voor de belangen van consumenten in het algemeen en test producten uit allerlei categorieën.
Komt op voor de belangen van iedereen die een eigen woning bezit.
Geeft consumenten informatie over geldzaken.
Slide 6 - Drag question
Consumentenorganisaties testen producten van verschillende merken. Zo’n test heet een
A
onderzoek
B
vergelijkend waren onderzoek
C
vergelijking onderzoek
D
kwaliteit test onderzoek
Slide 7 - Quiz
Een reep chocola van Verkade kost € 0,95 voor 75 gram. Hoeveel kost 100 gram?
A
€ 1,26
B
€ 1,27
C
€ 0,71
D
€ 0,70
Slide 8 - Quiz
Welke term hoort bij: de macht/kracht van de consument op wat de producent verkoopt.