6 Woordenschat - woordbetekenissen vinden (2)

Leerdoel
Je leert woordbetekenissen in de tekst vinden
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leerdoel
Je leert woordbetekenissen in de tekst vinden

Slide 1 - Slide

Dit zijn woorden die je dit schooljaar geleerd hebt. Welke ken je nog?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Voorbeeld
Kies de beste manier uit de theorie om de betekenis van het onderstreepte woord te vinden.

Deze zomer gaan we naar een primitieve camping, want dat vinden we leuker dan kamperen op een luxe camping.

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
Kies de beste manier uit de theorie om de betekenis van het onderstreepte woord te vinden. 

Deze zomer gaan we naar een primitieve camping, want dat vinden we leuker dan kamperen op een luxe camping.

Slide 5 - Slide

Op onze camping zijn weinig faciliteiten.

Hoe vind je de betekenis van 'faciliteiten'?
A
Zoek naar een synoniem.
B
Zoek naar een voorbeeld.
C
Zoek een tegenstelling.
D
Zoek (een deel van) het woord in het woordenboek.

Slide 6 - Quiz

We kamperen exact drie weken op de camping, dat is precies de helft van onze vakantie.

Hoe vind je de betekenis van 'exact'?
A
Zoek naar een synoniem.
B
Zoek naar een voorbeeld.
C
Zoek een tegenstelling.
D
Zoek (een deel van) het woord in het woordenboek.

Slide 7 - Quiz

Het enige nadeel is dat er geen wifi is, want mijn mobiel is onmisbaar.

Hoe vind je de betekenis van 'onmisbaar'?
A
Zoek naar een synoniem.
B
Zoek naar een voorbeeld.
C
Zoek in het woord dat je niet kent een bekend woorddeel.
D
Zoek een tegenstelling.

Slide 8 - Quiz

De uitslag van de verkiezingen was opzienbarend.

Wat betekent 'opzienbarend'?
A
teleurstellend
B
verbazingwekkend

Slide 9 - Quiz

Voor de toets biologie krijg je maximaal een half uur.

Wat betekent 'maximaal'?
A
altijd
B
hoogstens

Slide 10 - Quiz

Het in Zeeland opgegraven skelet dateert volgens de onderzoekers uit 1953.

Wat betekent 'dateert'?
A
is afkomstig
B
is begraven

Slide 11 - Quiz