H9 Schakelingen

H9 Schakelingen
Startopdracht: Maken voorkennis BLZ 8 + 9


1 / 15
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

H9 Schakelingen
Startopdracht: Maken voorkennis BLZ 8 + 9


Slide 1 - Slide

H9: Schakelingen 
  • § Introductie voorkennis

  •           § 9.1 Weerstanden
  •           § 9.2 LDR en NTC
  •           § 9.3 Schakelen met een relais 
  •           § 9.4 Elektronische schakelingen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 9.1 weerstand
  1. Je kunt toelichten wat wordt bedoeld met de weerstand van een schakelonderdeel.
  2. Je kunt uitleggen hoe je de totale weerstand van een stroomkring groter kunt maken.
  3. Je kunt beschrijven hoe je de weerstand van een schakelonderdeel kunt bepalen.
  4. Je kunt berekeningen uitvoeren met de spanning, de stroomsterkte en de weerstand.
  5. Je kunt beredeneren of de wet van Ohm van toepassing is op een schakelonderdeel.
  6. Je kunt uit de kleurcode op een weerstandje afleiden hoe groot zijn weerstandswaarde is.

Slide 3 - Slide

Weerstand

De weerstand is de moeite waarmee elektronen (stroomsterkte) door een apparaat gaan.


Ieder apparaat (en ook stroomdraad) heeft een weerstand.

De weerstand geven we de letter R en het symbool ohm        


Geleidende materialen hebben een kleine weerstand.

Isolatoren hebben een grote weerstand.

Ω

Slide 4 - Slide

Weerstand
grote weerstand
kleine weerstand

Slide 5 - Slide

Weerstand (R)
Een apparaat levert weerstand.
Des te groter de weerstand, 
des te kleiner de stroomsterkte wordt.



U = I x R                          I = U : R                                R = U : I
grootheid
symbool
eenheid
symbool
weerstand
R
Ohm

Slide 6 - Slide

Wet van Ohm

Slide 7 - Slide

Ohmse weerstand
Deze weerstand is ohms:

Rechtevenredig verband: dus R heeft een vaste waarde.

De waarde van schakelonderdeel is steeds even groot.

Slide 8 - Slide

Wet van Ohm

Slide 9 - Slide

Filmpje Wet van Ohm

Slide 10 - Slide

Elektronica weerstanden 
  • Een weerstand wordt gemaakt door een dun laagje koolstof op een glasstaafje aan te brengen.

  • Hoe dunner het laagje koolstof, des te hoger de weerstand.

  • Als de temperatuur hoger wordt, dan wordt de weerstand hoger.

Slide 11 - Slide

Een weerstand

Hier staat een voorbeeld van een weerstand.

Let op de ringen. Deze weerstand heeft vier ringen, er zijn ook weerstanden met vijf ringen.

De ringen hebben een betekenis welke een

codering is voor de grootte van de weerstand.


We hebben ring 1, 2 (en soms 3)

Daarnaast ring A en B

Slide 12 - Slide

Kleurcode weerstand
Wat is de weerstand en 
hoe groot is de afwijking?

Slide 13 - Slide

Kleurcode weerstandje
kleuren bekijken van links naar rechts

  • ring 1 = groen = 5
  • ring 2 = blauw = 6
  • ring 3 = bruin = één 0
  • ring 4 = goud = +/- 5%

  • weerstand = 560 Ω +- 5%
  • de weerstand kan dus in werkelijkheid tussen 532 Ω en 588 Ω liggen (5% van 560 is 28)

Slide 14 - Slide

Aan de slag!

Maak Opdracht:  
1 t/m 11 van paragraaf 9.1

BLZ 15 t/m 19

rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw

Slide 15 - Slide