Lodewijk en histoclips

Oefenen toets  - 2c1
Lodewijk
Franse Revolutie
Napoleon
1 / 26
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefenen toets  - 2c1
Lodewijk
Franse Revolutie
Napoleon

Slide 1 - Slide

Koning Lodewijk XIV regeerde. Welk woord past het beste bij hem?
A
monarchie
B
democratie
C
absolutisme
D
dictatuur

Slide 2 - Quiz

Welke minister regeerde toen Lodewijk XIV nog te jong was?
A
Mazarin
B
Colbert
C
Montesquie
D
de Gaulle

Slide 3 - Quiz

In de tijd van Lodewijk XIV was er godsdienstvrijheid in Frankrijk.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quiz

Lodewijk xiv gaf de edelen belangrijke taken in zijn paleis?
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

Wat voor geloof verbood Lodewijk XIV?
A
Het protestantisme
B
Het katholicisme
C
De Islam
D
Het hindoeisme

Slide 6 - Quiz

Toen Lodewijk XIV nog erg jong was kwamen de edelen in opstand.
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quiz

Lodewijk XIV voerde veel oorlog met een huurleger.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

In de tijd van Lodewijk XIV de meeste mensen in Frankrijk (geloof)
A
katholiek
B
protestants
C
Joods
D
geen geloof

Slide 9 - Quiz

Deze vraag gaat over Lodewijk XIV:

Lodewijk XIV regeerde zonder verantwoording af te leggen. Dit betekent:
A
dat alles in Frankrijk om hem draaide
B
dat hij niemand om toestemming vroeg voor zijn beslissingen.
C
dat hij niemand uitleg gaf over zijn beslissingen.
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 10 - Quiz

1. Versailles is een gevangenis.
2. Edelen hielpen Lodewijk XIV bij het bestuur van het land.
A
Beide juist
B
Beide onjuist
C
1= juist 2 = onjuist
D
1= onjuist 2 = juist

Slide 11 - Quiz

Lodewijk XIV liet alle belangrijke Adel bij hem op het paleis van Versailles wonen. Waarom deed hij dat?
A
Hij was erg eenzaam, zo had hij veel bezoek
B
Hij wilde dat alle adel samen was zodat ze zich konden verdedigen tegen de revolutie
C
Hij vertrouwde ze niet, op deze manier kon hij ze goed in de gaten houden
D
Kon hij politieke zaken met de edelen bespreken.

Slide 12 - Quiz

Hoe zorgde Lodewijk XIV ervoor dat hij de absolute macht had
A
Hij maakt Frankrijk democratisch
B
Hij liet de adel mee regeren
C
Hij zorgt er voor dat alle adel wordt vermoord
D
Hij hield de adel onder de duim en nam hun macht af

Slide 13 - Quiz

Lodewijk XIV is een absoluut vorst. Wat is een absoluut vorst?
A
Een koning met een centraal bestuur
B
Een vorst die alles zelf betaald.
C
Een vorst die door God op de troon is gezet en zijn macht met God deelt.
D
Een koning die alleen heerst. Die macht heeft hij van God gekregen.

Slide 14 - Quiz

Wanneer ging Napoleon richting Rusland?
A
1804
B
1810
C
1812
D
1815

Slide 15 - Quiz

Wat was Napoleon voordat hij koning van Frankrijk werd?
A
Minister
B
Legeraanvoeder
C
Kunstenaar
D
Eigenaar van de snoepjesfabriek 'Napoleon'

Slide 16 - Quiz

Op welke plaats werd Napoleon definitief verslagen?
A
Antwerpen
B
Brugge
C
Brussel
D
Waterloo

Slide 17 - Quiz

Wat was de Code Napoleon
A
Een gedragscode
B
Een oorlogsverslag
C
Een geheime taal
D
Een wetboek

Slide 18 - Quiz

Napoleon veroverde ook Nederland. Welke maatregelen voerde hij niet in.
A
grondwet
B
godsdienstvrijheid
C
burgerlijke stand
D
kiesrecht voor iedereen

Slide 19 - Quiz

Marie-Antoinnette was de
A
vrouw van Robespierre
B
de vrouw van Napoleon
C
de vrouw van Lodewijk xvi
D
de dochter van koning Lodewijk xvi

Slide 20 - Quiz

Wat heeft te maken met de oorzaak van de Franse revolutie?
A
Geen inspraak in het bestuur
B
Bestorming Bastille
C
Napoleon heeft de macht
D
Er worden 12.000 mensen onthoofd

Slide 21 - Quiz

Wat was geen verandering die Napoleon doorvoerde?
A
De burgerlijke stand
B
eenheid in maten en gewichten
C
vrijheid van meningsuiting
D
gelijkheid voor alle burgers

Slide 22 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Welke naam hoort bij het rode kruisje te staan?

De gebeurtenis vond in Parijs plaats in 1793.
A
Lodewijk XVI
B
Napoleon Bonaparte
C
Robespierre
D
Rousseau

Slide 23 - Quiz

Deze vraag gaat over Napoleon, de alleenheerser.

Op welke manier zorgde Napoleon voor meer gelijkheid in de Franse samenleving?
A
Hij maakte afkomst (waar je vandaan komt) weer belangrijk.
B
Hij maakte opleiding en prestaties minder belangrijk.
C
Hij zorgde ervoor dat iedere Fransman zich met onderwijs kon ontwikkelen.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 24 - Quiz

De bestorming van de Bastille was het begin van de Franse revolutie!
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Wat is geen stand vóór de Franse revolutie
A
Koning
B
Geestelijkheid
C
Adel
D
Boeren en burgers

Slide 26 - Quiz