V1 ch 2 werkwoord bron C

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Je gaat hier zelf de werkwoorden oefenen. 

Tu es prêt(e)? 

Ik dans....

1. Je danse
2. Tu danses
3. Je dansais
4. j'ai dansé

Ils organisent betekent

1. wij organiseren
2. jullie organiseren
3. zij (jongens) organiseren
4. zij (meisjes) organiseren

Vous aimez le français?

1. Houden jullie van Frans?
2. Wie houdt er van Frans?
3. Houden zij van Frans?
4. Ik houd van Frans.

Nous (aimer) la gym

1. aimons
2. aimez
3. aimer
4. aime

Elle (raconter = vertellen) une histoire.

1. racontes
2. raconte
3. racontent
4. raconter

Nous (détester) le cours de gym.

1. détester
2. détestons
3. détestez
4. déteste

Tu (aankomen) au jourd'hui (vandaag)?

1. arrive
2. arriver
3. arrives
4. arrivez

Ton ami (wonen) près de chez toi (dicht bij jou)?

1. habite
2. habites
3. habitent
4. habitons

Ils (chercher) le sac à dos.

1. chercher
2. cherches
3. cherche
4. cherchent

Le prof (geven) beaucoup de devoirs?

1. donne
2. donner
3. donnes
4. donnez

chanter =

1. zingen
2. zoeken

chercher =

1. zingen
2. zoeken
3. vinden

trouver =

1. vinden
2. zoeken
3. oefenen
4. pakken

raconter =

1. liegen
2. vergeten
3. ontmoeten
4. vertellen

Tu peux te présenter?
Vertel in het Frans wie je bent, hoe oud je bent, waar je woont, in welke klas je zit en wat je lievelingsvak is. (5 dingen dus). Bon courage!!!