Spreekwoorden en gezegdes

spreekwoorden en gezegdes
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

spreekwoorden en gezegdes

Slide 1 - Slide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

Boek niet bij je? Melden bij mij en ga het nieuws lezen. 
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Terugblik
"Wat de boer niet kent dat....."
Vul aan.
Hoe noem je zulke uitspraken ook al weer?
Wat betekent bovenstaande uitspraak?

Slide 3 - Slide

spreekwoorden / uitdrukkingen
Spreekwoorden en uitdrukkingen = 
 zinnen of woorden met  een speciale betekenis

‘Waar een wil is, is een weg’ is een spreekwoord. ‘Eieren voor je geld kiezen’ is een uitdrukking. Het verschil? Een spreekwoord bestaat uit een hele zin en staat in de tegenwoordige tijd. De woorden kun je niet veranderen. Een uitdrukking kun je wel een beetje aanpassen.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Welke spreekwoorden en gezegden herkende je?

Slide 6 - Open question

Welke spreekwoorden ken je zelf nog meer?

Slide 7 - Mind map

We gebruiken spreekwoorden en gezegden om iets duidelijk te maken in een soort woordgrapje.
We zeggen iets dat niet letterlijk bedoeld is, maar figuurlijk. 
bv: Een open deur intrappen. Dit kan niet letterlijk. Hier wordt bedoeld dat er onnodig moeite wordt gedaan.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat betekent "De hond in de pot vinden?"
A
Ik vind het eten vies
B
Thuis komen en alles is al op
C
Iets kwijt zijn en op gekke plaatsen zoeken
D
De hond in de pot is een recept uit China

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Wat betekent "Je vingers erbij aflikken"
A
Streng op iemand letten
B
Honger hebben
C
Iets heel graag lusten
D
Niet weten hoe iets moet

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Wat is de betekenis van "Boontje komt om zijn loontje?"
A
Iemand wil meer geld
B
Hij wil alles zelf doen
C
Hij kan er niks aan doen
D
Eigen schuld, dikke bult

Slide 14 - Quiz

Wat betekent:
Het is weer koek en ei tussen hen.
A
Ze hebben ruzie
B
Ze gaan samen koken
C
Ze zijn verliefd
D
De ruzie is voorbij, ze zijn weer vrienden

Slide 15 - Quiz

Het zelf doen
Schijnheilig
In de war zijn
Heilig boontje

Slide 16 - Drag question

Muil + Peer= Muilpeer
Muilpeer= Een klap in het gezicht
Grappige samenstellingen

Slide 17 - Slide

Wat is een oorvijg?
A
Een klap
B
Een sieraad
C
Een fruitsoort
D
Een beestje dat in oren kruipt

Slide 18 - Quiz

Wat is komkommertijd?
A
Tijd voor een tussendoortje
B
Dan worden ze geoogst
C
Periode van weinig nieuws
D
In augustus als de komkommers goedkoper zijn

Slide 19 - Quiz

Krentenweger

Slide 20 - Slide

Wat is een krentenweger
A
Een oude weegschaal
B
Een beroep van vroeger
C
Een beroep van vroeger
D
Een gierig persoon

Slide 21 - Quiz

Wat is een oogappel?
A
Favoriet/lieveling
B
Een blauw oog
C
Het kompres dat je op een blauw oog doet
D
Een appelsoort

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Video

Spreekwoorden
De hond in de pot vinden

Dit betekent niet echt dat er een hond in de pot zit. 
Het  betekent: je bent te laat voor het eten en alles is op.

--> figuurlijk taalgebruik

Slide 24 - Slide

Onkruid vergaat niet. 
Dat is hem een doorn in het oog.

De bloemetjes buiten zetten.
Als een donderslag bij heldere hemel. 
Slechte mensen leven doorgaans het langst
Dat stoort hem erg.
Veel plezier maken.
Een ongename verassing.

Slide 25 - Drag question

Welk spreekwoord wordt hier uitgebeeld?

Slide 26 - Slide

Wijsheid
Een spreekwoord drukt een algemene wijsheid uit. Dat kan een constatering zijn (een vaststelling): ‘Hoge bomen vangen veel wind.’ Of een voorspelling of waarschuwing: ‘Beter hard geblazen dan de mond gebrand.’ Of een voorkeur: ‘Liever lui dan moe.’ Of een vergelijking: ‘Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten’.

Slide 27 - Slide

Tot welke categorie behoren de volgende spreekwoorden? Geef ook de betekenis.
- Waar rook is, is vuur.
- Beter een goede buur dan een verre vriend.
- Er is geen koe zo bont of er zit wel een vlekje aan.
- Oost west, thuis best.

Slide 28 - Slide

Opdracht
Maak tweetallen.
Zoek een spreekwoord of gezegde.
Beeld dit uit en maak hiervan een foto.

timer
10:00

Slide 29 - Slide