1.1: la rentrée

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Cours 1: la rentrée

VIFE : Fenna Visser

Bienvenue à vous !

Planning

• Magister
• Salut, c'est moi !
• Hoe gaan mijn lessen?
• Wie ben jij?
• Tu as passé des bonnes vacances ?

Magister

• Aanwezig
• Op tijd
• Boeken mee
• Huiswerk gemaakt 

Salut, c'est moi !

Mon chat Jip

Mon copain Nick

Ma maison à Groningen

Ma famille

J'ai étudié à Paris (la Sorbonne)

Ma famille

Questions pour moi ?

Basisregels

1. Respect voor elkaar
2. Als ik praat, praat je niet door mij heen
3. Je kunt tijd terugwinnen

• Rouge: stil
• Orange: fluisterend overleggen
• Vert: op normaal        geluidsniveau overleggen

• Timer: minutes

Lève-toi si...

• ...tu as 14 ans.
• ...tu habites à Haren.
• ...tu aimes les croissants.
• ...tu as une soeur.
• ...tu as un animal.

Lève-toi si...

• ...tu es allé en France.
• ...tu es allé en Belgique.
• ...tu es resté aux Pays-Bas.
• ...tu es allé en Suisse.

Vertel nu aan je voisin(e) waar je bent geweest

• Pendant les vacances, je suis allé au/en/à... (p. 50)
• Staat je bestemming er niet bij?

1. Kies een bestemming die ertussen staat
2. Gok het voorzetsel en schrijf het op: 

  dan kun je later checken of het klopte

je suis allé...

Opschrijven: begin- en eindtijd

Devoirs (=                                )

Kijk thuis naar de inhoudsopgave (p. 4-5) en schrijf een antwoord in je schrift:

• Wat ga je leren in hoofdstuk 1?

Einddoelen periode 1

Vocabulaire, grammaire, écouter

Prends ton livre

Wat ga je leren in chapitre 1 (=                                             ) ?

• Zoek het antwoord op in de inhoudsopgave van je boek
• Met je voisin(e) (=                                              )

Schrijf eens op waarom Frans leren voor jou nuttig kan zijn

• Nodig: schrift, pen
• Hoeveel tekst: min. 30 mots
• Onderwerpen: min. 2 redenen (bijv. vakantie, werk,   emigreren, uitwisseling, online contact, vrienden,           familie)
• Vertel zo specifiek mogelijk (waar, wanneer, met wie)

Wissel uit met je buurman/-vrouw

• Wat heb je opgeschreven en waarom?
• Vraag door aan de ander
• Bedenk eens: hebben jullie dezelfde redenen of heel verschillend?