Spel en feestdagen

Feestdagen en spellen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
GeneeskundeWOStudiejaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Feestdagen en spellen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Voorkennis
- Uitleg + Quiz
- Opdracht
- Spelregels
- Spellen spelen

Slide 2 - Slide

Voorkennis
Wat weten jullie al?
- spellen
- Oud-en-nieuw, Kerstmis, Carnaval, Pasen en Sinterklaas

Slide 3 - Slide

Favoriete feestdag
Wat is jouw favoriete feestdag?

Slide 4 - Slide

Uitleg

Slide 5 - Slide

oud-en-nieuw

Slide 6 - Slide

Kerstmis

Slide 7 - Slide

Carnaval

Slide 8 - Slide

Pasen

Slide 9 - Slide

Sinterklaas

Slide 10 - Slide

Spelregels
Wat zijn spelregels?

Slide 11 - Slide

Voorbereiding
Wat doe je als je iets voorbereid?

Slide 12 - Slide

pion

Slide 13 - Slide

Beginnen / Starten
Gooien
Dobbelsteen

Slide 14 - Slide

speler

Slide 15 - Slide

Beurt

Slide 16 - Slide

Spelverloop

Slide 17 - Slide

Afgelopen / Einde / Finish

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Hoe noem je het als je je klaarmaakt om aan een spel te beginnen?
A
Voorbereiding
B
Spelregels
C
Spelverloop
D
Beurt

Slide 20 - Quiz

Welke bloemen horen bij Pasen?
A
Rozen
B
Narcissen
C
Tulpen
D
Madeliefjes

Slide 21 - Quiz

Wat heeft Sinterklaas op zijn hoofd?
A
Muts
B
Mijter
C
Hoed
D
Pet

Slide 22 - Quiz

Welk spel staat op het plaatje?
A
Kwartet
B
UNO
C
Wie is het?
D
Ganzenbord

Slide 23 - Quiz

Waar komt de paashaas vandaan?
A
Nederland
B
Turkije
C
Duitsland
D
Amerika

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je het laatste vakje op een spelbord?
A
Start
B
Beurt
C
Begin
D
Einde

Slide 25 - Quiz

Op welke datum is 1e kerstdag?
A
25 november
B
25 december
C
26 november
D
26 december

Slide 26 - Quiz

Wat wordt er vaak rondgestrooid met carnaval?
A
Glitters
B
Pepernoten
C
Confetti
D
Geld

Slide 27 - Quiz

Wat is de volgende zin:
Je mag maar 1 keer gooien.
A
Voorbereiding
B
Spelregel
C
Spelverloop
D
Vragenkaartje

Slide 28 - Quiz

Wat staat er op het plaatje?
A
Dobbelsteen
B
Kaartje
C
Pion
D
Speler

Slide 29 - Quiz

Overtreffende trap:
De kerstboom is groot - groter - _____
A
grotst
B
grootst
C
grootest
D
groots

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Opdracht
Wat hoort er bij elkaar?

Slide 32 - Slide

G = V
           m = c
suc+
p = m
- r
v = m
- r
m = v
- ur
op+
-ak
- a

Slide 33 - Slide

Veel succes met het maken van de opdracht

Slide 34 - Slide

Bespreken opdracht

Slide 35 - Slide