Oefentoets Economie BB

Oefentoets Economie BB
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefentoets Economie BB

Slide 1 - Slide

Noem twee redenen waarom toename van de export goed is voor
de Nederlandse economie.

Slide 2 - Open question

Geef de juiste omschrijving van het begrip betalingsbalans.

Slide 3 - Open question

Klik op het plaatje en bekijk de gegevens van de export van landbouwproducten
hieronder. De export van landbouwproducten was in 2015 20% van de totale
Nederlandse export.
Bereken hoeveel procent van onze totale export bestond uit
landbouwproducten voor Duitsland. Rond af op één decimaal.

Slide 4 - Open question

Nederland voert bepaalde landbouwproducten in omdat we
die hier niet kunnen verbouwen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Nederland is de grootste exporteur van landbouwproducten
ter wereld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Het grootste deel van de Nederlandse export gaat naar landen
in de Europese Unie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Welke twee redenen kan je bedenken waarom we producten invoeren (importeren) uit het buitenland?

Slide 8 - Open question

De wisselkoers van de Britse pond is gestegen. Door de
waardestijging van de Britse pond ten opzichte van de euro wordt het voor ons …(1)… (duurder / goedkoper) om producten te kopen uit Groot-Brittannië.
A
Duurder
B
Goedkoper

Slide 9 - Quiz

De export van Groot-Brittannië naar Nederland
zal hierdoor …(2)… (afnemen / toenemen).
A
Afnemen
B
toenemen

Slide 10 - Quiz

Nederland had vorig jaar een nationaal inkomen van
€ 850 miljard. De invoerwaarde was in dat jaar € 400 miljard.
Bereken hoeveel procent de invoerwaarde was van het
nationaal inkomen. Rond je antwoord af op één decimaal

Slide 11 - Open question

Welk antwoord hoort bij deze definitie:
'De prijs van vreemd geld. De wisselkoers geeft aan hoeveel vreemd geld je betaalt of ontvangt voor één euro.'
A
Waardevermindering
B
Ruilhandel
C
Wisselkoers
D
Exportquote

Slide 12 - Quiz

Een T-shirt dat in Nederland gemaakt is, kost € 15. Hetzelfde
shirt wordt in Bangladesh gemaakt voor € 6.
Door invoerrechten kost het shirt uit Bangladesh bij ons € 15,60.
Hoeveel procent wordt de prijs hoger door de invoerrechten?
A
38%
B
62%
C
160%
D
260%

Slide 13 - Quiz

Tussen Nederland en Servië is er import en export. Servië ligt
wel in Europa, maar is geen lid van de Europese Unie.
In de handel met Servië heeft Nederland een overschot op de
betalingsbalans.→ Zal het Nederlandse overschot op de betalingsbalans
hetzelfde blijven als Servië ook lid wordt van de Europese
Unie? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open question

Leg uit wat de Eurozone is.

Slide 15 - Open question

Welk van onderstaande landen hoort niet bij de eurozone?
A
Spanje
B
Duitsland
C
Portugal
D
Schotland

Slide 16 - Quiz

Om milieuproblemen aan te pakken, is het belangrijk dat
landen samen een oplossing bedenken.
→ Leg uit waarom het weinig zin heeft als alleen Nederland
maatregelen neemt om de Maas schoner te maken

Slide 17 - Open question

Wat is infrastructuur? Geef de juiste omschrijving

Slide 18 - Open question

Marina wil weten of Rusland een hoge welvaart heeft. Ze heeft
opgezocht dat er in Rusland 142 miljoen mensen wonen. Het land
heeft een nationaal inkomen van omgerekend € 1.300 miljard.
Hoeveel is het inkomen per hoofd van de bevolking in Rusland?
A
€ 109,-
B
€ 916,-
C
€ 1.092,-
D
€ 9.155,-

Slide 19 - Quiz

Het inkomen per hoofd van de bevolking is in Brazilië even
hoog als in Mexico. Toch betekent dat niet meteen dat Brazilië en
Mexico even welvarend zijn. Om welvaart goed te kunnen
vergelijken heb je meer informatie nodig.
→ Welke informatie is dat? Noem twee voorbeelden.

Slide 20 - Open question

Een slechte gezondheidszorg is een kenmerk van
ontwikkelingslanden.
→ Leg uit hoe betere gezondheidszorg voor meer welvaart
kan zorgen

Slide 21 - Open question

In sommige ontwikkelingslanden groeit de bevolking heel snel.
Zo is de bevolking van Ethiopië in dertig jaar gegroeid van
34 miljoen naar 91 miljoen mensen.
→ Leg uit waarom zo’n snelle bevolkingsgroei de groei van
welvaart tegenhoudt.

Slide 22 - Open question

Lieke organiseert een actiedag voor het Rode Kruis. Het Rode
Kruis helpt in landen waar honger heerst, waar natuurrampen zijn
geweest of waar oorlog is.
Wat voor hulp geeft het Rode Kruis aan deze landen?
A
Conjuncturele Hulp
B
Noodhulp
C
Stradivarius hulp
D
Structurele hulp

Slide 23 - Quiz

De opbrengst van de actiedag is dit jaar € 1.325. Dat is meer
dan vorig jaar. Toen was de opbrengst € 1.236.
→ Bereken hoeveel procent de opbrengst dit jaar hoger is dan
vorig jaar. Rond je antwoord af op één decimaal.

Slide 24 - Open question

Geef de juiste omschrijving van het begrip
ontwikkelingssamenwerking

Slide 25 - Open question

Catarina uit Guatemala (Midden-Amerika) heeft een
microkrediet afgesloten. Zij leent € 45 om producten in te kunnen
kopen voor haar marktkraam. Per week betaalt zij € 0,90 aan aflossing
en € 0,15 aan rente. Zij betaalt alles netjes volgens afspraak terug.
→ Hoeveel rente betaalt zij in totaal? Schrijf de berekening op.

Slide 26 - Open question

Waar kunnen kleine ondernemers in ontwikkelingslanden
terecht voor het afsluiten van een microkrediet?
A
Bij de Wereldbank
B
Bij een traditionele bank
C
Op een leren bank
D
Bij hulporganisaties

Slide 27 - Quiz

Leg uit waarom Fairtrade een voorbeeld is van structurele
hulp.

Slide 28 - Open question