TOMS12 16 feb krachten en snelheid

Planning jaar 1

  • Moleculen en atomen
  • Bouwen moleculen
  • Oefenen met metriekstelsel
Planning jaar 2

  • Oefenen met stof M6, machten van 10 en formules
  • Spieren opdracht 1 bespreken
  • Check huiswerk 6-1 en 6-2
  • Opdracht grafiek
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Planning jaar 1

  • Moleculen en atomen
  • Bouwen moleculen
  • Oefenen met metriekstelsel
Planning jaar 2

  • Oefenen met stof M6, machten van 10 en formules
  • Spieren opdracht 1 bespreken
  • Check huiswerk 6-1 en 6-2
  • Opdracht grafiek

Slide 1 - Slide

timer
3:00

Slide 2 - Slide

Jaar 1
Toets M2
 donderdag
29 februari
Jaar 2
Toets M6
 donderdag
29 februari
M6
Wetenschappelijke notatie
Numeriek stelsel
Rekenen met formules
Krachten
Spier- en bottenstelsel
M2: 
Numeriek stelsel
Fotosynthese
Elektriciteit
Moleculen en atomen

Slide 3 - Slide

Metriekstelsel
Noteer voor jezelf het metriekstelsel (zie hieronder) en bedenk: 1 km= 1000 m

---------> keer X vermenigvuldigen                           
km- hm- dam- m- dm- cm- mm                                         
                    delen / : <---------                 

                                                                                                                        factor 10
                                oppervlakte:                                                             factor 100        (vierkante ...)
                                          inhoud:                                                              factor 1000     (kubieke ...)
Klas 1
Klas 2
km2hm2dam2
km3hm3dam3
km1hm1dam1
kmhmdam
1 l = 1
1 ml= 1  
dm3
cm3

Slide 4 - Slide



Klas 1 uitleg
Klas 2 
Rekenen (opdracht op bord en uitgedeeld)

Slide 5 - Slide

Leerdoelen vandaag jaar 1
  • Je kunt rekenen met het metriekstelsel
  • Je kunt een schakelschema maken en je kent de onderdelen
  • Je weet dat een isolator de stroom niet geleid
  • Je weet wat moleculen en atomen zijn
V=tS

Slide 6 - Slide

Leerdoelen 
  • Ik kan benoemen wat moleculen  zijn  
  • Ik kan benoemen wat atomen zijn     
  • Ik kan het verschil tussen atomen en moleculen omschrijven   
  • Fotosynthese


Klas 1

Slide 7 - Slide

Herhalen stof

Slide 8 - Slide

Wat heb je niet nodig voor fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof

Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
koolstofdioxide
B
glucose
C
water

Slide 9 - Quiz

wat zijn de beginvan fotosynthese?
A
zuurstof en glucose
B
glucose en water
C
water en koolstofdioxide
D
glucose en koolstofdioxide

Slide 10 - Quiz

wat zijn de eindstoffen van fotosynthese?
A
zuurstof en glucose
B
glucose en water
C
water en koolstofdioxide
D
glucose en koolstofdioxide

Slide 11 - Quiz

Hoe heten de deeltjes waaruit een stof is opgebouwd?
A
deeltjes
B
moleculen
C
mengsels
D
legering

Slide 12 - Quiz

Wat betekent
CO2

Slide 13 - Open question

Welk deeltje is het kleinste?
A
Molecuul
B
Atoom

Slide 14 - Quiz

 Reactieschema  fotosynthese:
               zonlicht
  • Water + koolstofdioxide  --> zuurstof + glucose

  • Planten kunnen van glucose weer andere stoffen maken:
    zoals zetmeel, vetten en eiwitten*




Mineralen

Slide 15 - Slide

Leerdoelen 
  • Ik kan benoemen wat moleculen  zijn  
  • Ik kan benoemen wat atomen zijn     
  • Ik kan het verschil tussen atomen en moleculen omschrijven   
  •  Ik maak kennis met het bouwen van moleculen   


Slide 16 - Slide

Het deeltjes model
Makkelijkere weergave van de werkelijkheid.
Moleculen zijn heel klein.
Iedere stof is opgebouwd uit deeltjes; moleculen.
Iedere stof heeft zijn eigen soort moleculen.
Moleculen bewegen voortdurend. 
Moleculen trekken elkaar aan; 
In een vaste stof in een rooster, in een vloeistof bewegen ze door elkaar, 
in een gas, daar de kleinste aantrekkingskracht en bewegen ze ver uit elkaar.
 

Slide 17 - Slide

Moleculen en atomen
  • Moleculen bestaan uit nog kleinere deeltjes, atomen
  • Er zijn op het moment 118 verschillende soorten atomen.

In het plaatje hiernaast is
Rood zuurstof
Wit waterstof



Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Huiswerk klas 1
Leren M2: Elektriciteit, fotosynthese en moleculen
Oefenen met metriek stelsel


Zie ook ItsLearning 

Slide 20 - Slide

leerlingen klas 1
Aan de slag met het bouwen van moleculen.
Opdracht wordt uitgedeeld.

Klaar? Oefenen met het numeriek stelsel.
Vraag opdracht bij de docent.

Slide 21 - Slide

Leerdoelen jaar 2
  • Je kunt rekenen met de formule F=m*g
  • Je kunt rekenen met de formule
  • Je kent de eenheden van de formules
  • Je kunt rekenen met het metriekstelsel
  • Je kunt rekenen met machten van 10
  • Je kan de functie en bouw van spierstelsel uitleggen
  • Je kan de functie en bouw van bottenstelsel uitleggen
V=tS

Slide 22 - Slide

Wetenschappelijke notaties
Zet het getal om in een wetenschappelijke notatie

1e getal ligt tussen 1 en 10 of        1 <getal< 10
dan tellen hoeveel  keer 10 of hoe vaak gedeeld door 10
OF tellen hoeveel de komma opschuift


9870000 wordt                                                                                             0,0567 wordt

10+waarde
10waarde

Slide 23 - Slide

zwaartekracht
De aarde trekt voorwerpen aan met de zwaartekracht
Op een voorwerp van 1 kg werkt een zwaartekracht van 10 N 
Fz (N)= m (kg) x 9.81 N/kg
Massa: kg overal hetzelfde
Gewicht/Kracht: N afhankelijk waar je bent

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Nog één
Wat
Symbool
Eenheid
Snelheid
V
km/h of m/s
Tijd
t
h of s
Afgelegde afstand
S
km op m

Slide 26 - Slide

Heb je nog vragen?
schrijf ze op en stel ze aan je docent.

Slide 27 - Mind map

Huiswerk klas 2
Leren M5: Zwaartekracht, numeriek stelsel, machten van 10
Lezen M5: Spieren

Maken opdracht 1 Spieren (uitgedeeld)
                                                      Volgende week bespreken

Zie ook ItsLearning 

Slide 28 - Slide

Opdracht 1
Het spierstelsel

Slide 29 - Slide

Aan het eind van de les weet je hoe een gewricht
  • Welke botten er in de schouder en arm zitten;
  • Welk type gewricht (scharniergewricht, kogelgewricht, rolgewricht) het ellebooggewricht is;
  • Welk type gewricht het schoudergewricht is.
  • Hoe een spier opgebouwd is, uit welke onderdelen deze bestaat;
  • Waarmee spieren aan het skelet vastzitten;
  • Welke twee spieren je nodig hebt om je arm te kunnen buigen en strekken.

Slide 30 - Slide

Botten in armen en schouders
sleutelbeen
schouderblad
opperarmbeen

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Hoe werkt een gewricht?
3 soorten
Kogelgewricht: zit in je schouder, je arm kan alle kanten op bewegen 
Scharniergewricht: verbinding tussen de ellepijp en opperarmbeen. Kan maar in 1 richting heen en weer bewegen (zoals een deur)
Rolgewricht: verbinding tussen je spaakbeen en ellepijp. Rond draaien
EllePijp aan de kant van de Pink

Slide 33 - Slide

Gewrichten
Veel oefenen zodat je gewrichten soepeler bewegen.

  1. Kogelgewricht 
  2. Rolgewricht
  3. Scharniergewricht

Slide 34 - Slide

Beenderen van het been
Dijbeen
Knieschijf
Kuitbeen
Scheenbeen
Voetwortelbeen
Middenvoetsbeen

Slide 35 - Slide

Sterke Spieren


Slide 36 - Slide

 Spieren
Leerdoelen:
Je weet
dat spieren met pezen aan het skelet vastzitten
waarvoor spieren gebruikt worden
hoe een spier werkt
hoe je de armen buigt en strekt

Slide 37 - Slide

Waar zitten je spieren?
In je lichaam, onder je huid zitten +/- 600 spieren
alle spieren samen = spierstelsel
spieren zitten onder je huid
spieren zitten in organen (maag)
je hart is een spier en je tong
     ook

Slide 38 - Slide

Spieren in je organen
Je hebt ook spieren in je organen. Bijvoorbeeld in de wand van je maag en je darmen. Deze spieren zorgen ervoor dat het voedsel wordt gekneed en vervoerd. Zelfs in je huid zitten spieren. Aan elk haartje zit een klein spiertje vast. Als je kippenvel krijgt, trekken die spiertjes samen. Ook je hart is een spier. De hartspier pompt het bloed door je lichaam.
Spiertje

Slide 39 - Slide

Hoe werkt een spier?
Spieren bestaan uit een groot aantal spiervezels (spiercellen)
Deze spiercellen zitten in groepjes bij elkaar in een spierbundel.
De spier zit met pezen vast aan je botten
Opbouw

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

De werking van spieren
• Om je arm te buigen, gebruik je de armbuigspier (biceps). Deze is dan gespannen (kort en dik). De buigspier trekt aan het spaakbeen. Hierdoor buigt de arm.
• Om je arm te strekken, gebruik je de armstrekspier (triceps). Als deze spier aanspant, trekt hij aan de ellepijp. Daardoor wordt de arm gestrekt. 
Om een bot te bewegen heb je altijd twee spieren nodig: een buigspier en een strekspier.



armbuigspier
(biceps)
armstrekspier
(triceps)
Je ziet de spieren die je onderarm bewegen
Antagonisten

Slide 42 - Slide

antagonisten
Antagonisten    Buig- en strekspier: bi- en triceps       Voel maar bij jezelf 
Spieren werken samen:
De ene spier trekt samen, de andere spier wordt uitgerekt.

Slide 43 - Slide

Pezen
Om elke spierbundel zit een vlies.
Vliezen van alle bundels in een spier zijn aan het uiteinde samengegroeid tot één of meer pezen.
Spieren zitten met pezen vast aan de botten.
Dit zijn de witte delen aan het einde van de spier. 
Pezen zijn taaie, stevig en niet elastisch en kunnen zich niet samentrekken. 


Slide 44 - Slide

Werking van een spier
Als je een spier aanspant, wordt hij korter en dikker. De spier trekt dan de botten naar elkaar toe.

Slide 45 - Slide

Leerdoelen
Je weet nu
dat spieren met pezen aan het skelet vastzitten
waarvoor spieren gebruikt worden
hoe een spier werkt
hoe je de armen buigt en strekt

Slide 46 - Slide

Klas 1

Practicum bouwen van moleculen fotosynthese
Klas 2
Krachten, metriek en machten van 10
Bespreken opgaven

Spieren
Opdracht 1

Slide 47 - Slide

Aan de slag
op Uitgedeelde opgave

Maken grafiek

Let op op de x-as komt de onafhankelijke variabele.
Bij het wegen (jaar en gewicht) van de hond, is dit
Bij de afgelegde afstand en de tijd is dit 


Slide 48 - Slide

6 dm = ... mm
7 m    = ... dm
40 m = ... dm
5 m    = ... mm
60 m = ... dm 
90 dm = ... cm
80 cm = ... mm
70 dm = ... mm
2 dm    = ... mm
90 m    = ... mm
Zet de lengtematen om in je schrift. Maak daarna een foto van je schrift
Gebruik de eenheden van lengte op blz. 147 van je Getal en Ruimte boek
200 cm  = ... dm
700 dm  = ... m
30 cm     = ... dm
400 mm = ... cm
900 cm   = ... dm

Slide 49 - Slide