8. November 2022./K 2 Gesundheit/ Sprechen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Startaufgabe: Löse den Rebus

❤-rz+u+🎿i=n+⌚-hr+p+💴y=f 

    (yen)

die Hausaufgaben für heute

Gemacht:

- die Aufgaben 4 und 5 zu Teil B Wortschatz

Gelernt

- Lernübersicht Kapitel 1: Wortschatz und Grammatik

- Lernliste N-D Kapitel 2: bis zu ‘het gezicht’

- Lernliste D-N Kapitel 2: Teil A

Aan het einde van de les

• kun je vertellen hoe je je voelt
• kun je vertellen wat er is gebeurd?

Wie? 

Hörübung

Schreibübung

Aufgabe hören:

Was?

Seht euch das Video 'Fit durch den Winter' an (>2,17 Minuten).

Notiert während des Sehens mindestens drei Tipps die von Jan Frodenos gegeben werden.

Worum geht es im Video?

Viele von Euch trainieren auch im Winter oder bei schlechtem Wetter. Da muss man natürlich sehr darauf achten, dass man sich z. B. keine Erkältung holt.

Für Jan ist es besonders wichtig, dass er gesund bleibt.

In diesem Video verrät er uns, worauf er dabei speziell achtet und was er macht, wenn ihn doch ein Infekt erwischt.

Welche drei Tipps hast du notiert?

Tipps von Jan

• Niet met natte haren naar buiten

• Juiste kleding om je te beschermen tegen de kou

• Meteen douchen en omkleden

• Lichaam van de juiste voedingsmiddelen voorzien: voor de spieren en het immuunsysteem

• Veel drinken

• Vitamine c – in citroenen

• Bij klachten: Luisteren naar je lichaam, neem je rust, liever uitzieken

• Begin met trainen als je weer fit bent

                           Aufgabe                           

Was? Zoek van de zinnen rechts de betekenis op

Hilfsmittel: Lernliste N-D/Sprachmittel

Mit wem? allein oder zu zweit

Wie lange? 10 Minuten

Ergebnis? 5 aus 8 Sätze richtig übersetzt

1. Hoe gaat het met je?

2. Met mij gaat het (niet zo) goed.

3. Ik heb iets nodig tegen hooikoorts.

4. Ik heb hoofdpijn/keelpijn/kiespijn.

5. Ik heb spierpijn.

6. Hoe voel je je?

7. Ik voel me duizelig/misselijk

8. Beterschap!

Fertig? Slim stampen!

1. Hoe gaat het met je?

2. Met mij gaat het (niet zo) goed.

3. Ik heb iets nodig tegen hooikoorts.

4. Ik heb hoofdpijn/keelpijn/kiespijn.

5. Ik heb spierpijn.

6. Hoe voel je je?

7. Ik voel me duizelig/misselijk

8. Beterschap!

1. Wie geht es dir?

2. Mir geht es (nicht so) gut.

3. Ich brauche etwas gegen Heuschnupfen.

4. Ich habe Kopfschmerzen/Halsschmer-zen/Zahnschmerzen.

5. Ich habe einen Muskelkater.

6. Wie fühlst du dich?

7. Mir ist schwindlich/übel.

8. Gute Besserung!

Flexuur

Morgen um 14.00 Uhr Klassenzimmer 207.

Lernziele:

• Ik kan de verleden tijd van 'haben' en 'sein' toepassen.
• Ik kan de tegenwoordige tijd van 'werden' toepassen.

Einen Test schreiben

• Ik kan de verleden tijd van 'haben' en 'sein' toepassen.
• Ik kan de tegenwoordige tijd van 'werden' toepassen.
• Ik kan de woorden N-D van de thema's ‘Umgebung’ en 'Gesundheit’ verwerken en   toepassen.

Test am Mittwoch dem 16. November

Wat heb je nog nodig om voor deze toets een voldoende te halen?

die Hausaufgaben für Morgen

Gemacht:

- Lies Text D. Notiere die 6 Tipps auf Niederlänisch

Gelernt

- Lernübersicht Kapitel 1: Wortschatz und Grammatik

- Lernliste N-D Kapitel 2: bis zu ‘overgeven’

- Lernliste D-N Kapitel 2: Teil A