Lesson 11. 07/01

What are we going to do today?
- Grammar revision. 
- Herhaling oefening of online oefenen met grammatica. 
- Laatste vragen stellen
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

What are we going to do today?
- Grammar revision. 
- Herhaling oefening of online oefenen met grammatica. 
- Laatste vragen stellen

Slide 1 - Slide

Bepalingen van plaats & tijd. 
Bijwoordelijke bepalingen van plaats en tijd staan meestal achter aan in de zin. 

I have piano at 8 o'clock - at 8 o'clock geeft aan hoe laat dus tijdsbepaling. 
The Olympics are in Japan - in Japan geeft aan waar dus plaatsbepaling. 

Een plaatsbepaling taat altijd VOOR de tijdsbepaling. 
She won a gold medal at the Olympics in 2020. - de olympics geeft aan waar en 2020 wanneer. 


Slide 2 - Slide

Wat is de bepaling van plaats of tijd?
Last year we saw him in Portugal.
A
we saw him
B
in Portugal

Slide 3 - Quiz

Wat is de bepaling van plaats of tijd?
Let's meet at two o'clock.
A
let's meet
B
at two o'clock

Slide 4 - Quiz

Past Continuous
Je maakt de past continuous met was/were + hele ww + ing. 

Je gebruikt je PC als je wilt benadrukken dat iets in het verleden een poosje aan de gang was. 

Bijvoorbeeld; 
- I was walking for five hours yesterday. 

was + walk + ing = je geeft aan dat je 5 hele uren gelopen hebt gisteren. 

Slide 5 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple om aan te geven dat iets in het verleden gebeurt is en nu afgelopen is. 

Bijvoorbeeld: 
- I walked home yesterday. 

walk + ed = verleden tijd. ( je geeft aan dat je gisteren naar huis liep maar zegt niet dat het lang geduurd heeft) 

Slide 6 - Slide

Je gebruikt de past continuous en de past simple samen in een zin om aan te geven dat iets gebeurde (past simple) terwijl er al iets anders aan de gang was (past continuous) 

De past continuous ging immers een tijdje door dus die duurt altijd het langst!!! 

I was calling on the phone, when my mom walked in. 

Je was eerst aan het bellen en toen kwam je moeder binnen. Het bellen duurde langer dus dat daar gebruik je de -ing vorm. 

Slide 7 - Slide

Kies de juister vorm:
When we walked/were walking along the coast I saw/was seeing a bird.
A
were walking + saw
B
walked + was seeing

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm:
I did/was doing my homework when my computer crashed/was crashing.
A
did - was crashing
B
was doing - crashed

Slide 9 - Quiz

Bijwoorden van frequentie
Always, usually, often, sometimes, rarely en never geven aan hoevaak iets gebeurd. 

Ze staan voor het werkwoord. 

I always walk to school - walk is werkwoord (je doet het) dus always staat hiervoor. 

LET OP!! als het werkwoord een vorm van to be (am/are/is) is zet je het bijwoord na het werkwoord. 

I am always smiling. - am is vorm van to be dus always komt erachter. 

Slide 10 - Slide

Do
herhalings opdrachten of test yourself of oefen met grammatica online. 
timer
10:00

Slide 11 - Slide