What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Pitfalls
Writing exam
Bestudeer eerste 3 min blz. 113 t/m 117
5. Writing
timer
3:00
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Writing exam
Bestudeer eerste 3 min blz. 113 t/m 117
5. Writing
timer
3:00
Slide 1 - Slide
Wat vul je in als om je 'surname' wordt gevraagd?
Slide 2 - Open question
Hoe zeg je 'voornaam' in het Engels?
Slide 3 - Open question
What is your nationality?
Slide 4 - Open question
Wat is géén passende aanhef voor een formele brief?
A
Dear Mr Roberts,
B
Dear Sir/ Madam,
C
Hello Ms Roberts,
Slide 5 - Quiz
Wat is een geschikte Engelse afsluiting voor een e-mail aan een vriend?
Slide 6 - Open question
Waar gebruik je hoofdletters in het Engels?
Slide 7 - Mind map
Hoe zeg je in het Engels:
Ik hoop snel van u te horen
Slide 8 - Open question
Word order (woordvolgorde)
Wie - doet - wat - waar - wanneer
Slide 9 - Slide
www.ego4u.com
Slide 10 - Link
Pitfalls/valkuilen
Doel van de les:
Doel van deze les: na deze les weet je welke woorden hetzelfde klinken maar anders schrijft en dus ook een andere betekenis hebben.
Good luck 🍀
Slide 11 - Slide
Pitfalls
Wat betekenen de woorden die zoveel
op elkaar lijken ook alweer
en hoe gebruik je ze in de Engelse taal?
Slide 12 - Slide
Welk woord betekent:
'waar' (plaats)?
A
we're
B
wear
C
were
D
where
Slide 13 - Quiz
Welk woord betekent:
'wij zijn'?
A
we're
B
wear
C
were
D
where
Slide 14 - Quiz
Welk woord betekent:
'was' of 'waren'?
A
we're
B
wear
C
were
D
where
Slide 15 - Quiz
Sleep
your
of
you're
naar de juiste plek.
1. I see ... point.
2. ... such a crazy person!
3. If ... happy, clap ... hands.
4. When ... ready, we can leave.
you're
you're
you're
your
your
Slide 16 - Drag question
Sleep
its
of
it's
naar de juiste plek.
1. ... never been my favourite.
2. Wake up! ... time to get out of bed!!
3. ... the dog! Look at ... paws!
4. The driver lost ... license.
it's
it's
it's
its
its
Slide 17 - Drag question
Welk woord betekent:
'hun' en geeft bezit aan?
A
there
B
their
C
they're
Slide 18 - Quiz
Welk woord betekent:
'zij zijn'?
A
there
B
their
C
they're
Slide 19 - Quiz
Welk woord betekent:
'daar'?
A
there
B
their
C
they're
Slide 20 - Quiz
Welk woord past in de zin?
'Do you think ... are going to be final exams?'
A
there
B
their
C
they're
Slide 21 - Quiz
It's or Its
It's is een afkorting van i
t is.
It is a nice day
Its gebruik je om "bezit" aan te geven.
The dog, its bone.
Slide 22 - Slide
www.englisch-hilfen.de
Slide 23 - Link
Their, There, or They're
Their
betekent "van hun", het geeft bezit aan.
That is their car.
There
betekent "daar" of "er"
My sister is over there.
They're
is een afkorting van
They are
. Het betekent
zij zijn
.
They are not at school.
https://www.englisch-hilfen.de/en/exercises/confusing_words/there_their_theyre2.htm
Slide 24 - Slide
Your or You're
Your
geeft bezit aan. Iets is van jou of jullie.
"That is your car."
You're
is een afkorting van
You are
en betekent
jij bent
of
jullie zijn
"You are 15 years old"
Slide 25 - Slide
What's ____ name?
A
your
B
you're
Slide 26 - Quiz
I like ____ shoes.
A
your
B
you're
Slide 27 - Quiz
____ my best friend!
A
Your
B
You're
Slide 28 - Quiz
I think ____ older than her.
A
your
B
you're
Slide 29 - Quiz
I borrowed ____ pen.
A
your
B
you're
Slide 30 - Quiz
Where / Were / We're:
Where = waar (plaats) We're = we are (wij zijn)
Where
were you last night?
We're
best friends.
Where
are you going?
We're
so happy!
Were = was (waren)
We
were
having dinner.
They
were
always nice to us.
Slide 31 - Slide
____ students.
A
Where
B
We're
C
Were
Slide 32 - Quiz
He says ____ stupid.
A
where
B
we're
C
were
Slide 33 - Quiz
____ do you live?
A
Where
B
We're
C
Were
Slide 34 - Quiz
We ____ just six years old.
A
where
B
we're
C
were
Slide 35 - Quiz
Welk woord betekent:
'hun' en geeft bezit aan?
A
there
B
their
C
they're
Slide 36 - Quiz
Welk woord betekent:
'zij zijn'?
A
there
B
their
C
they're
Slide 37 - Quiz
Welk woord betekent:
'daar'?
A
there
B
their
C
they're
Slide 38 - Quiz
Welk woord past in de zin?
'Do you think ... are going to be final exams?'
A
there
B
their
C
they're
Slide 39 - Quiz
work for today
4A:
ex.24 p.21
4B:
ex.11 p.36
4A + 4B:
ex.10 p.58
Slide 40 - Slide
More lessons like this
Pitfalls
June 2024
- Lesson with
30 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
Pitfalls
November 2024
- Lesson with
29 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
Pitfalls
May 2024
- Lesson with
38 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
Grammar pitfalls
June 2021
- Lesson with
36 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Pitfalls
March 2023
- Lesson with
49 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
2KGT 6.4 part 1
May 2023
- Lesson with
37 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Pitfalls/valkuilen
June 2023
- Lesson with
24 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
15 januari 4 KB
January 2021
- Lesson with
23 slides
Engels
Voortgezet speciaal onderwijs