This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Dit is een schematische tekening van een plantencel. Hoe heet onderdeel 2 ?
A
celwand
B
cytoplasma
C
vacuole
D
celkern
Slide 3 - Quiz
Wat is onderdeel A van de plantencel?
A
De celkern
B
Het celmembraan
C
De celwand
D
Vacuole
Slide 4 - Quiz
De cellen van planten bestaan uit verschillende delen. Welke kenmerken hebben deze onderdelen van plantencellen? Sleep bij elkaar!
bladgroen-
korrel
celwand
cytoplasma
Deze buitenste laag bestaat uit vezels
Dit groene bolletje maakt voedsel voor de plant
Dit is een stroperige vloeistof.
Slide 5 - Drag question
Wortel
Wortelstelsel
Wortelharen
Stengel
Vaten
Vaatbundels
zitten aan de uiteinden van de zijwortels
Buisjes in planten om water en voedingsstoffen te vervoeren
Het deel van de plant onder de grond
Alle wortels van een plant samen
Een groepje vaten
Deel van de plant tussen de wortels en de bladeren
Slide 6 - Drag question
Een plant is een .......
A
cel
B
weefsel
C
orgaan
D
organisme
Slide 7 - Quiz
Wat kunnen plantencellen doordat ze bladgroenkorrels hebben?
A
Bewegen.
B
Fotosynthese uitvoeren.
C
Stoffen verbranden.
D
Zich voortplanten.
Slide 8 - Quiz
Erik en Adrie praten over de functies van de wortels van planten, Erik zegt: “De wortels verankeren de plant in de bodem”. Adrie zegt: “De wortels nemen water met opgeloste stoffen op”. Wie heeft er gelijk?
A
Alleen Erik
B
Alleen Adrie
C
Erik en Adrie
D
Geen van beiden
Slide 9 - Quiz
Planten maken hun eigen voedingsstoffen. In welke organen doen ze dit vooral?
A
In de bloemen
B
In de bladeren
C
In de stengels
D
In de wortels
Slide 10 - Quiz
Via welke onderdelen in planten komt water uit de wortels, via de stengels in de bladeren?
Slide 11 - Open question
Waar of niet waar? Als het erg warm is, gaan de huidmondjes dicht.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Planten maken voedsel door fotosynthese, Welke stoffen heeft een plant hiervoor nodig? ……1…… + ……2…….. + zonlicht —> ....3...... + ....4..... Welke stoffen komen op de vraagtekens?
Slide 13 - Open question
Waar of niet waar? Planten danken hun groene kleur aan de bladgroenkorrels in de cellen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Met welke onderdelen maakt een plant zijn eigen voedingsstoffen?
A
Huidmondjes
B
Bladgroenkorrels
C
Vaatbundels
D
Wortelharen
Slide 15 - Quiz
Waar vind fotosynthese plaats?
A
Wortels
B
Bladeren
C
Stengels
D
Alle groene delen van de plant
Slide 16 - Quiz
Welke stoffen zijn nodig voor fotosynthese?
A
Water en koolstofdioxide
B
Koolstofdioxide, water en zonlicht
C
Zuurstof, water en zonlicht
D
Koolstofdioxide, glucose en zonlicht
Slide 17 - Quiz
Hoe wordt water door de plant opgenomen?
A
Stengels
B
Bladeren
C
Wortels
D
Bloemen
Slide 18 - Quiz
Welke stoffen ontstaan tijdens fotosynthese?
A
Water en koolstofdioxide
B
Koolstofdioxide, water en zonlicht
C
Zuurstof, water en zonlicht
D
Zuurstof en glucose
Slide 19 - Quiz
Waarom is fotosynthese zo belangrijk voor alle organismen?
Slide 20 - Open question
Een blad bestaat uit de bladsteel en de bladschijf
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
In het bladmoes zitten de cellen met veel bladgroenkorrels.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
De bladeren van de rode kool hebben geen bladgroen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
Hoe noemen we de bladrand van een blad van de hulst?
A
Gezaagd
B
Getand
C
Gekarteld
D
Gegolfd
Slide 24 - Quiz
Hoe noemen we de bladrand van een blad van de hondsdraf?
A
Gezaagd
B
Getand
C
Gekarteld
D
Gegolfd
Slide 25 - Quiz
het blad van de weegbree is .....
A
Gaaf en veernervig
B
Gespitst en handnervig
C
Gaaf en parallelnervig
D
Gespitst en parallelnervig
Slide 26 - Quiz
het blad van de lijsterbes is .....
A
Gezaagd en
veervormig samengesteld
B
Getand en
veervormig samengesteld
C
Getand en enkelvoudig
D
gezaagd en enkelvoudig
Slide 27 - Quiz
het blad van de plataan is .....
A
Gegolfd en
handvormig samengesteld
B
Getand en
handvormig samengesteld
C
Getand en enkelvoudig
D
gegolfd en enkelvoudig
Slide 28 - Quiz
1. Door de hele plant lopen transportbuisjes 2. Deze transportbuisjes noemen we vaten 3. Deze vaten liggen bij elkaar in vaatbundels
A
1 =Waar
2 en 3 = niet waar
B
1 en 2 = waar
3 = niet waar
C
1 = niet waar
2 en 3 = waar
D
1, 2 en 3 = waar
Slide 29 - Quiz
1. Houtvaten vervoeren water en opgeloste mineralen van de wortels naar boven 2. Bastvaten vervoeren water en glucose van de bladeren naar andere plantendelen
A
1 = waar
2 = niet waar
B
1 = niet waar
2 = waar
C
1 = waar
2 = waar
D
1 = niet waar
2 = niet waar
Slide 30 - Quiz
Functies van de wortel:
Bijna alle wateropname door een plant vindt plaats in de wortelharen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quiz
Onderdelen van de bloem:
Een bloem bestaat dus altijd uit de volgende onderdelen: kroon, kelk, stamper en meeldraad
A
waar
B
niet waar
Slide 32 - Quiz
Onderdelen van de bloem:
De stamper ......
A
Is het mannelijk voortplantings-orgaan en bestaat uit
helmdraad en helmknop
B
Is het vrouwelijk voortplantings-orgaan en bestaat uit
helmdraad en helmknop
C
Is het mannelijk voortplantings-orgaan en bestaat uit
stempel, stijl en vruchtbeginsel
D
Is het vrouwelijk voortplantings-orgaan en bestaat uit
stempel, stijl en vruchtbeginsel
Slide 33 - Quiz
Onderdelen van de bloem:
De meeldraad ......
A
Is het mannelijk voortplantings-orgaan en maakt stuifmeel
B
Is het mannelijk voortplantings-orgaan en maakt eicellen
C
Is het vrouwelijk voortplantings-orgaan en maakt stuifmeel
D
Is het vrouwelijk voortplantings-orgaan en maakt eicellen
Slide 34 - Quiz
Kroonblad
Meeldraad
Kelkblad
Stamper
Slide 35 - Drag question
Kroonblad
Meeldraad
Stamper
Kelkblad
Bloembodem
Slide 36 - Drag question
Sleep naar de goede plaats
stempel
Bloem bodem
stijl
Vrucht beginsel
Eicel
Zaad beginsel
Slide 37 - Drag question
Van bloem tot vrucht
1. Een pruimenbloesem heeft één zaadbeginsel 2. Een bloem van de watermeloen kan honderden zaadbeginsels bevatten
A
1 = waar
2 = waar
B
1 = waar
2 = niet waar
C
1 = niet waar
2 = waar
D
1 = niet waar
2 = niet waar
Slide 38 - Quiz
Een nieuw begin ..
1. sommige zaden worden verspreid door de wind 2. sommige zaden worden verspreid door water 3. sommige zaden worden verspreid door dieren