16-11: intro schrijven, feit/ mening/ argument

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom
Pak alvast je leesboek en Nieuw Nederlands

Slide 2 - Slide

Deze les
Lezen
Introductie nieuwe onderwerp
Opdrachten maken
Quiz

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les
... kan je onderscheid maken tussen feiten, meningen en argumenten;
... kan je feiten, meningen en argumenten uit een zin halen.

Slide 4 - Slide

De komende lessen
  • Schrijven
  • Verschillende tekstsoorten
  • Formuleren: aantrekkelijk schrijven
  • Toetsweek: recensie schrijven over Oorlogswinter
    > beoordeling van het boek = onderbouwde mening

Slide 5 - Slide

Wat is het verschil?
Ik vind kerst altijd super gezellig.
Kerst valt altijd op 25 en 26 december.

Slide 6 - Slide

Feit of mening
  • Feit: iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is. Let op: een feit kan dus ook onwaar zijn.
  • Voorbeeld: 'Alle vogels kunnen eieren leggen.'
  • Mening (of standpunt): iets wat iemand vindt.
  • Soms te herkennen aan: ik vind, volgens mij, mijns inziens...
  • Voorbeeld: 'Ik vind de zomer leuker dan de winter.'

Slide 7 - Slide

Argument
  • Waaróm heb je een bepaalde mening?
  • Vaak te herkennen aan signaalwoord (want, omdat, namelijk, immers)
  • Voorbeeld: 'De zomer is leuker dan de winter, want dan kan je lekker zwemmen en tot laat buiten zijn.'

Slide 8 - Slide

Recensie
  • Beoordeling van een boek (of film)
  • Dus een tekst met jouw mening, onderbouwd met argumenten 
  • Daarom oefenen we nu met dit onderscheid

Slide 9 - Slide

Aan de slag
  • Maak opdracht 1 en 2
  • Staat er een mening in de zin? Noteer ook het signaalwoord!
  • 15 minuten, daarna kijken we na
  • Klaar = even pauze
  • Blz. 109 (Hoofdstuk 4 Lezen)

Slide 10 - Slide

Antwoorden opdracht 1
1 Mening (mijns inziens)
2 Feit
3 Feit
4 Feit
5 Feit
6 Mening (volgens)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Quiz
  • Eerst een ronde 'feit of mening
  • Dan een ronde 'eens of oneens'

Slide 13 - Slide

Feit of mening?
Feit: ga staan, mening: blijf zitten
  1. Spaghetti is lekker.
  2. Lachen is gezond.
  3. In het Nederlands elftal mogen alleen Nederlanders voetballen.
  4. Ongeveer één van de tien mensen is homoseksueel. 
  5. Alle mensen zijn hetzelfde.

Slide 14 - Slide

Eens of oneens
Eens: ga aan de kant van het raam staan
Oneens: ga aan de kant van de deur staan

Je moet je mening kunnen onderbouwen

Slide 15 - Slide

Eens (raam) of oneens (deur)?
  1. Liever patat dan pizza.
  2. De winter is leuker dan de zomer.
  3. Supermarkten mogen alleen gezond eten in de aanbieding doen
  4. Cosmetische ingrepen mogen pas vanaf je 18e.
  5. Er is geen beter land dan Nederland.
  6. Lezen is goed voor je rust.
  7. Lezen is leuk.
  8. Boeken die over de oorlog gaan, zijn interessant.

Slide 16 - Slide

Volgende week
Verder met mening/ argument
Schrijven overtuigende tekst

Slide 17 - Slide