This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
SPQR tekst 34
Slide 1 - Slide
Waar denk je aan bij filosofie (wat is het of wat weet je ervan?)
Slide 2 - Mind map
Pak nu je tekstboek erbij!
Lees de inleiding van les 34 TB 116
Slide 3 - Slide
Wat waren de 2 belangrijkste vakken van de opleidingen in Athene?
A
drama en rekenen
B
filosofie en wiskunde
C
retorica en wiskunde
D
retorica en filosofie
Slide 4 - Quiz
Wat betekent filosofie? (uit welke twee Griekse woorden bestaat de term? )
Slide 5 - Open question
Wat heeft de veroveringstocht van Alexander de Grote te maken met "de vraag hoe een mens gelukkig kon worden, ongeacht zijn sekse, ras of nationaliteit"?
Slide 6 - Open question
Met welk doel stuurden de allerrijkste Romeinen hun zonen naar de 'universiteiten' in het buitenland?
A
Hier gaven de bekende intellectuelen les
B
Om lekker een jaar te kunnen feesten
C
Alleen in het buitenland waren goede leraren
Slide 7 - Quiz
Waarom was dit van belang voor de politieke carrière van deze zonen?
A
Zo leerden ze de bekende intellectuelen kennen
B
Zo hadden ze de beste kans op een hoge functie
C
Zo leerden ze andere belangrijke Romeinen kennen
Slide 8 - Quiz
TB blz.117
Lees nu de eerst en de laatste uitspraak van de zoon van tekst 34.
Slide 9 - Slide
Wat komt er van het plan van de zoon terecht?
A
hij wil doorgaan met zijn opleiding en mag dat
B
hij wil niet, maar moet zijn opleiding voortzetten
C
hij stopt met zijn opleiding en wil dat ook!
Slide 10 - Quiz
Pak je vertaling van tekst 34 r.1-15 erbij
Slide 11 - Slide
r. 1 recuso De zoon weigert (citeer het Latijn)
Slide 12 - Open question
Om welke 3 redenen doet de zoon dat? (r. 1 recuso)
A
de meester is dom
B
de opleiding bevalt niet meer
C
hij heeft de opleiding niet nodig
D
de opleiding is te duur
Slide 13 - Quiz
Op welke reden gaat vader in?
A
de meester is dom
B
de opleiding bevalt niet meer
C
hij heeft de opleiding niet nodig
D
de opleiding is te duur
Slide 14 - Quiz
Welk bezwaar brengt vader in tegen het feit dat de zoon de opleiding niet nodig vindt?
Slide 15 - Open question
r. 7 me quondam philosophum futurum esse spero: welke 3 dingen heeft een filosoof volgens de zoon niet nodig?
Slide 16 - Open question
r. 7 me quondam philosophum futurum esse spero: Wat denkt de zoon dat een filosoof wel nodig heeft? Citeer!
A
doctos esse
B
utilius esse
C
mentem acerrimam
D
magistrum stultum
Slide 17 - Quiz
r. 13 Superbia philosophum haud decet: Wie bedoelt vader met 'philosophum'?
A
de meester
B
een geleerde
C
zichzelf
D
zijn zoon
Slide 18 - Quiz
r. 22 responsum mirum: naar welke woorden van Diogenes verwijst 'responsum'? Omschrijf wat hij zegt!
Slide 19 - Open question
Op welk aanbod van Alexander de Grote is dit responsum (r. 22) het antwoord? Citeer!
Slide 20 - Open question
Alexander stelt dan nog een vraag, waaruit je kunt begrijpen wat hij 'mirum' vindt aan het antwoord van Diogenes.
A
Dat hij niet bang is voor hem (nonne me, regem magnum, times?)
B
Dat hij bang is voor een goede man (quis hominem bonum timet)
C
dat hij van een eenvoudig leven houdt (vitam semplicem praeferebat)
Slide 21 - Quiz
Welk antwoord had Alexander op zijn vraag: Nonne me, regem magnum, times r. 23-24 verwacht?
A
Ja
B
Nee
C
het was een neutrale vraag
Slide 22 - Quiz
Wat voor antwoord zit er eigenlijk al verstopt in de vraag van Diogenes: "Quis hominem bonum timet" r. 26-27?
A
Iedereen is bang voor een goed mens
B
Iemand is bang voor een goed mens
C
Niemand is bang voor een goed mens
Slide 23 - Quiz
r. 26-27 "Quis hominem bonum timet"
Zo'n vraag waarmee je eigenlijk een mening ("niemand is natuurlijk bang voor een goed mens")
geeft, heet een RETORISCHE VRAAG
Slide 24 - Slide
r. 27-28 Diogenes gloriam, potestatem, pecuniam contempsit. Wat denk je dat de zoon in dit verhaal het meeste aanspreekt?
A
gloriam, hij vindt het mooi dat Diogenes respect voor Alexanders roem heeft
B
potestatem, hij vindt het mooi hoe Alexanders status er totaal niets toe doet bij D.
C
pecuniam, hij wil gewoon graag rijk worden, zegt hij
Slide 25 - Quiz
De zoon vertelt dit verhaal als antwoord op een vraag van vader. Welke vraag? Citeer
Slide 26 - Open question
r. 30 vitam pauperrimam: Vader noemt een voorbeeld dat wel iets zegt over 'vitam', maar niet over 'pauperrimam'. geef dit voorbeeld in je eigen woorden
Slide 27 - Open question
Diogenes met een lampje...
Slide 28 - Slide
Waarom noemt vader dit voorbeeld?
A
Om zijn zoon over te halen als Diogenes te leven
B
Om zijn zoon te laten zien hoe goed Diogenes leefde
C
Om te laten zien dat Diogenes een beetje belachelijk leefde