Formatieve toets examenidioom H1 tm H10

Formatieve toets examenidioom H1 tm H10
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Formatieve toets examenidioom H1 tm H10

Slide 1 - Slide

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

2 Elle m’a (confié) un grand secret.

Slide 2 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

3 Elle a eu beaucoup de (chagrin) après le divorce de ses parents.

Slide 3 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

5 Son plus grand (désir) est qu’on la laisse tranquille.

Slide 4 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

7 Ma copine veut toujours (obtenir) de bonnes notes.

Slide 5 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

8 Elle a opté pour (une filière) peu courante.

Slide 6 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

16 Il a été traité avec (mépris) parce qu’il était lâche.

Slide 7 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

17 Je ne peux pas (approuver) son attitude envers nous.

Slide 8 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

18 Il ne faut pas être si (méfiant).

Slide 9 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

19 Votre proposition ne me (convient) pas.

Slide 10 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

21 Personne n’a pu prévoir (l’ampleur) de cette catastrophe.

Slide 11 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

23 Le nombre des victimes de la route semble (diminuer).

Slide 12 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

25 (Bref), je déteste vos mauvaises habitudes !

Slide 13 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

27 Manger cette plante peut être (mortel).

Slide 14 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

28 Cette région est presque (inaccessible).

Slide 15 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

33 Il y a (une déviation) à cause des travaux.

Slide 16 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

34 J’ai bien préparé mon (itinéaire) était moins de trente mètres.

Slide 17 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

35 Après (l’atterrissage) tout le monde devait rester assis.

Slide 18 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

36 Les autoroutes en France sont le plus souvent des autoroutes à (péage).

Slide 19 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

37 Nous avons dû nous arrêter pour laisser passer (un cortège) funèbre.

Slide 20 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

38 Notre club a (remporté) une belle victoire.

Slide 21 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

39 Notre équipe a subi (une défaite).

Slide 22 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

42 Participer à un marathon peut être un vrai (défi).

Slide 23 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

45 On n’a pas l’intention de (télécharger) ce texte.

Slide 24 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

46 (Un écran) français permet de trouver tout de suite des accents.

Slide 25 - Open question

Vertaal het woord (tussen haakjes) in het Nederlands.

47 Je connais des (internautes) qui passent des heures devant leur écran.

Slide 26 - Open question