AFP 13-14 Nieren en urinewegen

1 / 39
next
Slide 1: Slide
DierverzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Zet de onderdelen van de urinewegen in de juiste volgorde van caudaal naar craniaal.
A
nieren, urethra, ureteren, blaas
B
blaas, ureteren, nieren, urethra
C
urethra, blaas, ureteren, nieren
D
nieren, ureteren, blaas, urethra

Slide 5 - Quiz

Hoe heet de verbinding tussen de nieren en de blaas?
A
Ureter
B
Urethra
C
Ductus deferens
D
Ductus urinarica

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide


De afbeelding geeft onder andere een nier weer. Welke letter geeft het nierbekken aan?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Wat wordt door de nieren gezuiverd?
A
Bloed
B
Lymfe
C
Urine
D
Voorurine

Slide 12 - Quiz

Wat is een functie van de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed afvoeren
B
Galstoffen toevoegen
C
Mineralen toevoegen aan het bloed
D
Aansturing om lichaamstemperatuur te handhaven

Slide 13 - Quiz

Wat is geen functie van de nieren?
A
Opslaan van urine
B
Afvoeren afvalstoffen
C
Regelen vochtbalans in het lichaam
D
Produceren van hormonen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat zijn symptomen van chronische nierinsufficiëntie

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Wat is het verschil tussen een cystitis bij de hond en de kat?
A
Bij beiden is de oorzaak meestal bacterieel
B
Bij de hond is de oorzaak vaak bacterieel, bij de kat niet
C
Bij de kat is de oorzaak vaak bacterieel, bij de hond niet
D
Bij zowel hond als kat is de oorzaak meestal idiopathisch

Slide 37 - Quiz

Een blaashalscarcinoom is een kwaadaardige tumor. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Slide