Voeding en vertering toets

Diagnostische vragen
Voeding en vertering
5 HAVO

BiNaS in de aanslag!
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Diagnostische vragen
Voeding en vertering
5 HAVO

BiNaS in de aanslag!

Slide 1 - Slide

Welke organen in het verterings-stelsel maken de enzymen voor
de vertering van zetmeel?
A
speekselklieren, galblaas en dunne darm
B
maag, galblaas en dunne darm
C
speekselklieren, twaalfvingerige darm en dunne darm
D
speekselklieren, alvleesklier en dunne darm

Slide 2 - Quiz

In de mond begint de vertering?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

De vertering van voedingsstoffen start in:
A
mondholte
B
maag
C
12-vingerige darm
D
dunne darm

Slide 4 - Quiz

Met je kiezen vermaal je eten
Wat voor vertering is dat
A
Chemische vertering
B
Mechanische vertering

Slide 5 - Quiz

Wat is vertering?
A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen
B
Voedingsstoffen opnemen in het bloed (of lymfe)
C
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen
D
Voedingsstoffen klein maken

Slide 6 - Quiz

Waar start de vertering van koolhydraten?
A
Mondholte
B
Maag
C
Twaalfvingerige darm
D
Dunne darm

Slide 7 - Quiz

Met mechanische vertering bedoelen we...........
A
vertering door enzymen
B
Vertering door verteringssappen
C
Vertering door bacterien
D
Kauwen van voedsel met je gebit en kneden, mengen van de voedselbrij door de darmperistaltiek

Slide 8 - Quiz

Enzymen worden verbruikt tijdens de vertering
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Sleep de enzymen naar de voedingsstoffen die ze verteren
Zetmeel
Eiwitten
Vetten
Geen van de 3
Amylase
Lipase
Pepsine
Gal
Peptidasen
Trypsine
Maltase
Lactase
Sacharase

Slide 10 - Drag question

Voor de vertering van welke stof is gal nodig?
A
Eiwit
B
Vet
C
Koolhydraat
D
Vitamine

Slide 11 - Quiz

2p Galzouten in gal verdelen grote vetdruppels in kleine vetdruppels, hoe noemen we dit proces? En hoe bevorderd dit proces de vertering van vetten?

Slide 12 - Open question

Waar start de vertering van eiwitten?
A
mond
B
maag
C
slokdarm
D
twaalfvingerige darm

Slide 13 - Quiz

eiwitten verteren: sleep de termen naar de juiste plaats
afgebroken
 tot
afgebroken
 tot
opname in het bloed
tri-/dipeptiden
aminozuren
polypeptide

Slide 14 - Drag question

Waar start de vertering van vetten?
A
mond
B
maag
C
slokdarm
D
twaalfvingerige darm

Slide 15 - Quiz

Wat is de rol van voedingsvezels bij vertering?
A
zorgen voor oppervlakte vergroting
B
zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
helpen bij vertering van vet
D
helpen bij vertering van koolhydraten

Slide 16 - Quiz

Als ik een vetmolecuul verteer, hoeveel moleculen hou ik dan over?
A
1
B
2
C
4
D
meer dan 4

Slide 17 - Quiz

Leg uit hoe kauwen (mechanische vertering) bijdraagt aan een betere chemische vertering door enzymen

Slide 18 - Open question

Wat is het nut van emulgeren voor de vertering van vetten?
A
zorgen voor vergroting van het oppervlak
B
zorgen voor verkleining van het oppervlak
C
verlagen van de pH
D
verhoging van de pH

Slide 19 - Quiz

Wat moet je eerst verteren om aan aminozuren te komen?
A
eiwitten
B
vetten
C
koolhydraten
D
mineralen

Slide 20 - Quiz

Celwanden zijn taai en stevig. Dit komt omdat ze voor een groot gedeelte bestaan uit het moeilijk verteerbare koolhydraat:

Slide 21 - Open question

Vertering mbv gal is
A
mechanische vertering
B
chemische vertering
C
geen van beiden

Slide 22 - Quiz

Wat is mechanische vertering?
A
Voedingsstoffen omzetten met verteringssappen
B
Voedsel dat in de fabriek al kleiner wordt gemaakt
C
Voedsel in kleine stukjes verdelen door te kauwen
D
Grote voedingsstoffen worden afgebroken tot kleine verteringsproducten

Slide 23 - Quiz

Het eindproduct van de vertering van zetmeel is
A
amylose
B
maltose
C
glucose
D
lactose

Slide 24 - Quiz

De vertering van vetten start in je ............
A
Mond
B
Maag
C
Slokdarm
D
Twaalfvingerige darm

Slide 25 - Quiz

nier
long
maag
lever
hart
darm

Slide 26 - Drag question

Je ziet hier een stukje dunne darm met een paar darmvlokken.
Wat is de reden dat de dunne darm plooien en darmvlokken heeft?
A
Dan gaat de voedselbrij langzamer door de darm
B
Dat zorgt voor oppervlaktevergroting waardoor er meer plek is voor stofwisseling
C
Dat zorgt voor betere darmperistaltiek
D
Dat zorgt voor een betere mechanische vertering

Slide 27 - Quiz

De juiste route van het verteringsstelsel door de darmen is...
A
Twaalfvingerige darm - Dunne darm - Blinde darm - Dikke darm - Endeldarm
B
Blinde darm - Dunne darm - Dikke darm - Twaalfvingerige darm - Endeldarm
C
Dunne darm - Blinde darm- Twaalfvingerige darm- Dikke darm - Endeldarm
D
Endeldarm- Dikke darm - Blinde darm - Dunne darm - Twaalfvingerige darm

Slide 28 - Quiz

Het eerste gedeelte van de dikke darm noemen wij de twaalfvingerige darm
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quiz

De blinde darm is een voorbeeld van een ...
A
analoog orgaan
B
homoloog orgaan
C
rudimentair orgaan

Slide 30 - Quiz


Welk orgaan komt er na de dikke darm?
A
B
C
D

Slide 31 - Quiz

Waardoor ontstaan de peristaltische bewegingen van de darmen?
A
Lengtespieren
B
Kringspieren
C
Lengte- en kringspieren

Slide 32 - Quiz

In de dikke darm wordt...
A
Water uit de voedselbrij gehaald
B
Eiwitten uit de voedselbrij gehaald
C
Koolhydraten uit de voedselbrij gehaald
D
Vitaminen uit de voedselbrij gehaald

Slide 33 - Quiz

Waarom moet bij een poeptransplantatie het slangetje tot in de dunne darm lopen?
A
omdat bacteriën alleen daar terecht moeten komen
B
omdat de bacteriën zo langs de maag geleid worden
C
omdat poep smerig is, je kan het niet inslikken
D
omdat als je het in de dikke darm stopt, het nooit in de dunne darm komt

Slide 34 - Quiz

Wel of niet verteren?
Moeten deze voedingsstoffen wel of niet worden verteerd?
wel verteren
niet verteren
koolhydraten
eiwitten
mineralen
vitaminen
vetten
water

Slide 35 - Drag question

Mondholte
Maag
Alvleesklier
Twaalfvingerige darm
Dunne darm

Slide 36 - Drag question

Welke aminozuren MOETEN in de voeding aanwezig zijn?
A
essentiële aminozuren
B
niet-essentiële aminozuren

Slide 37 - Quiz

                                  Wat is de functie?
speeksel
maagsap
gal
darmsap
alvleessap

voedsel smeuig maken,
start vertering van zetmeel

doden bacterien
vertering eiwitten

emulgeert vetten:
grote vetdruppels worden kleine vetdruppels
afronden van de vertering van eiwitten en koolhydraten
de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten

Slide 38 - Drag question

Welke verteringsappen kunnen eiwitten verteren? Sleep alleen de verteringsappen die dat kunnen naar het vak.
Verteringsappen die eiwitten kunnen verteren
Alvleessap
Maagzuur
speeksel
darmsap
Gal

Slide 39 - Drag question

Welke vertering vindt plaats? Sleep naar de juiste plek.
Speeksel
koolhydraten
eiwitten
koolhydraten
eiwitten vetten
koolhydraten
eiwitten

Slide 40 - Drag question

koolhydraten verteren: sleep de termen naar de juiste plaats
afgebroken
 tot
afgebroken
 tot
opname in het bloed
polysacharide
monosachariden
disachariden

Slide 41 - Drag question

Verklaar waardoor speekselenzymen het zetmeel in de maag niet kunnen verteren

Slide 42 - Open question

Aan de slag
Examenopgaven 1 t/m 7 op Biologie voor Jou online

Slide 43 - Slide