Les 6 Spijsverteringsstelsel

Spijsverteringsstelsel
1 / 38
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spijsverteringsstelsel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inhoud les
Alle organen van spijsverteringsstelsel: anatomie en fysiologie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De organen voor de spijsvertering
mondholte, keelholte en slokdarm
De mondholte bestaat uit het gebit, de tong en de speekselklieren
  1. de oorspeekselklier maakt speeksel als voedsel dichtbij komt
  2. de ondertong- en onderkaak- speekselklier maken 24/7 speeksel
ondertong- en
onderkaakspeekselklier
2
(oor)speekselklier
1

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Mondholte en tong (speekselklieren en keelholte)
Mond (os):
  • Harde verhemelte en zachte verhemelte, huig
  • Drie paar speekselklieren: oorspeekselklieren,     ondertongspeekselklieren, onderkaakspeekselklieren


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Speeksel
Speeksel bestaat uit...
  • Waterig slijm
  • Enzym amylase (splitst koolhydraten tot glucose)
  • Bijkomende stof antistoffen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Enzymen
Een enzym is een stof die een afbraakreactie kan versnellen. Zo gaat de vertering dus sneller.
  • voor elke voedingsstof is er een apart enzym
  • het enzym splitst een stof in een  verteringsproduct

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tong
Tong:
  • helpt bij kauwen: voedsel verplaatsen in mond, speeksel met amylase. Amylase breekt zetmeel af tot kleinere deeltjes (maltose en glucose)
  • helpt bij slikken: voedsel richting keelholte
  • smaakpapillen: zout, zuur, zoet, bitter, umami
  • reinigen gebit.

Epiglottis/strotklepje: tong drukt dit dicht  -> luchtpijp afgesloten
Huig/uvula: klepje richting neusholte


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Slokdarm
De slokdarm brengt het voedsel van de keel naar de maag.
  • de holte is geplooid en gevuld met slijm
  • de slokdarm heeft een dubbele spierlaag
  • de slokdarm maakt geen enzymen
slijm
S
kringspieren
K
lengtespieren
L

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slokdarm 
Slokdarm/oesofagus: 25 cm 
Mucosa (geplooid, meerlagig epitheel)
Submucosa (bloedvaten en zenuwen)
Muscularis (kringspieren en lengtespieren)
Adventitia (losmazig bindweefsel).

Werking: zwaartekracht en peristaltiek.
Maakt geen enzymen! Speekselamylase verteert zetmeel verder.


Slide 10 - Slide

This item has no instructions


De maag = gaster
  • ligt onder het middenrif, linkerzijde
  • Maagsap(klieren): 1 1/2 - 2 liter per 24 uur.


Functies maag:
  • opslagfunctie
  • zoutzuur doodt bacteriën
  • voedsel kneden en mengen
  • afbraak eiwitten
  • d.m.v. peristaltiek naar dunne darm

Slide 11 - Slide

This item has no instructions


De maag wordt verdeeld in ...
  • maagmond (cardia), hier komt het voedsel binnen
  • maagzak (fundus), hier wordt lucht opgevangen en het meeste maagsap gemaakt
  • maaglichaam (corpus)
  • maagportier (pylorus), dat telkens kleine beetjes brij doorlaat
maagmond
M
maagzak
Z
maagportier
P

Slide 12 - Slide

maagmond (cardia); dit is het gedeelte waar de slokdarm overgaat in de maag;
maagzak (fundus); dit is het deel onder het middenrif, naast de cardia;
maaglichaam (corpus); dit is het gebied tussen het bovenste en onderste deel van de maag;
antrum; dit is het laatste deel van de maag, het vlak voor de maagportier (pylorus) gelegen gedeelte;
maagportier (pylorus); dit is het van een sluitspier voorziene gedeelte dat de overgang vormt tussen de maag en het eerste gedeelte van de dunne darm.
Maagsap
  • water: transport en oplosmiddel
  • slijm: glijdt en beschermt
  • zoutzuur: zuur maken, doodt bacterien, laat eiwitten zwellen
  • enzym pepsinogeen wordt omgezet in pepsine: splitst eiwitten -> kleinere ketens aminozuren
  • intrinsieke factor: is een eiwit dat in maagwand wordt gemaakt -> koppelt aan vitamine B12 zodat dit opgenomen kan worden in dunne darm

Slide 13 - Slide

Pepsine werkt alleen in zure omgeving. 
Buikholte 
Buikholte aan binnenzijde bedekt met buikvlies: peritoneum
Functie: organen op plaats houden
 
Vanaf de achterzijde van de buikholte lopen bloedvaten, zenuwen en lymfevaten tussen de buikvliesbladen naar de organen. Deze ruimte tussen de twee buikvliesbladen noem je het mesenterium.



Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Buikvlies


In het buikvlies liggen de maag, lever, galblaas, nuchtere darm, kronkeldarm, het dwarse deel van de dikke darm en het S-vormige deel van de dikke darm.

Mesotheelcellen buikvlies produceren vocht.

Het grote net: schort voor darmen  ->
stootkussen, bescherming tegen geweld van buitenaf, isolatie, om warmteverlies tegen te gaan, uitbreiding van infectie voorkomen. 

Slide 15 - Slide

Mesotheelcellen buikvlies produceren vocht: vliezen kunnen glijden.

12v-darm en alvleesklier
Vanuit de maag komt het zure voedsel in de twaalfvingerige darm (duodenum)
  • het maakt zelf geen verteringssap, maar krijgt ze van twee organen: de alvleesklier en galblaas
alvleesklier
A
galblaas
G
twaalfvingerige darm
T

Slide 16 - Slide

This item has no instructions


12v-darm en alvleesklier
De alvleesklier (pancreas) heeft klieren die enzymen maken om koolhydraten (amylase), vetten (lipase)  en eiwitten (protease) te verteren. In alvleeskliersap zit bicarbonaat (soda) om zuur op te heffen. 

Samen met gal wordt alvleessap toegevoegd aan het voedsel

Gal wordt gemaakt door lever, opgeslagen in galblaas
alvleesklier
A
galblaas
G
twaalfvingerige darm
T

Slide 17 - Slide

Zuur moet worden opgeheven zodat enzymen kunnen werken.
Galblaas
De gal wordt bewaard in de galblaas. Wanneer het voedsel de twaalfvingerige darm inkomt, knijpt de galblaas zich samen en komt gal bij het voedsel.

Gal emulgeert vetten.
galblaas
galbuis
van de lever
naar de 12v-darm

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

De organen voor de spijsvertering
12v-darm en alvleesklier
De alvleesklier (pancreas) maakt ook hormonen die de hoeveelheid suiker (glucose) regelen in bloed en weefsels...
  • insuline
  • glucagon
hormooncellen maken
  • insuline
  • glucagon
H

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is glycogeen?
A
Een hormoon dat voor stijging van glucose zorgt
B
Glucose in opgeslagen toestand
C
Een hormoon dat voor het dalen van glucose zorgt
D
Een enzym dat voor stijging van insuline zorgt

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de functie van gal?
A
Koolhydraten verteren
B
Eiwitten verteren
C
Vetten verteren
D
Vetten emulgeren

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Dunne darm/intestinum tenue 
  • twaalfvingerige darm/duodenum: 
  • nuchtere darm/jejunum
  • kronkeldarm/ileum

Darmvlokken: zitten in slijmvlies dunne darm: slijm en stoffen bevorderen eiwitafbraak.


Resorptie via dunne darm: darmvlokken/villi -> vergroot oppervlakte. 
In elke darmvlok zit klein bloedvaatje -> koolhydraten en eiwitten opgenomen en kleine vetdeeltjes.


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Duodenum/twaalfvingerige darm

  • De alvleesklierbuis en galbuis komen samen net voor de papil van Vater, de opening naar de twaalfvingerige darm (duodenum)

Alvleeskliersap: verteringsenzymen en natriumbicarbonaat (zuur neutraliseren)



Slide 24 - Slide

This item has no instructions

De dunne darm
Na de 12v-darm volgt de 5 meter lange dunne darm (intestinum).
De dunne darm...
  • heeft veel darmplooien
  • maakt darmsap
  • neemt de verteringsproducten op (absorptie) in het bloed

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Dikke darm/intestinum crassum
  • blinde darm/ caecum: met wormvormig aanhangsel/appendix
  • colon ascendens = opstijgende deel dikke darm
  • colon transversum = dwarse darm
  • colon descendens = afdalende deel dikke darm
  • S-vormige darm - sigmoïd 
  • endeldarm/rectum 

Functie:
  • onverteerbare voedselresten vervoeren
  • water onttrekken
  • darmflora kunnen vitamines maken
  • darmflora zorgt voor vertering (gisting en rotting)
  • klieren darmwand: voegen glij- en slijmstoffen toe

Slide 27 - Slide

Vitamine K, bloedstollend

Darmen hebben een oppervlakte van 2 voetbalvelden.

endeldarm waar de ontlasting wordt opgeslagen, met de anus als afsluitspier (kringspier)
Hoe heet het rode
deel van de dikke darm?
A
colon descendens
B
colon ascendens
C
appendix
D
sigmoïd

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Lever/hepar en galblaas
  • Hoort niet bij spijsverteringskanaal.
  • Rechter kwab is groter dan linker. 
  • Omgeven door stevig bindweefselkapsel en beschermd door ribben.
  • Goed doorbloed.
  • Leverpoort/leverhilus: onderzijde lever: bloedvaten en galgangen in en uit. 
  • Poortader: vervoert bloed met voedingsstoffen uit darmen.
  • Leverbuis: brengt gal naar dunne darm en galblaas.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Functies lever
  • productie van gal: in darm vetten verdelen in druppeltjes. Galkleurstof(bilirubine): uit rode kleurstof hemoglobine gevormd (van dode rode bloedcellen)
  • vorming van koolhydraatreserves: glucose vanuit darm wordt in lever omgezet in glycogeen en opgeslagen. Als bloedsuiker daalt: lever zet glycogeen weer om naar glucose
  • vorming van eiwitten: vanuit aminozuren bloedeiwitten produceren
  • vorming van vetten: verandert vetzuren van structuur -> bruikbaar voor lichaam
  • ontgiftiging: ammoniak komt vrij bij afbraak eiwitten. Lever zet dit om in ureum -> via nieren uitscheiden. Alcohol/drugs/geneesmiddelen uit bloed verwijderd.
  • opslagfunctie: bloed, vetten en vitaminen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Gal
  • klein ballonachtig deel van de lever
  • via galbuisje naar twaalfvingerige darm 
  • gal ingedikt in galblaas
  • gal maakt vetten kleiner zodat darmsap erop in kan werken

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

De organen voor de spijsvertering
lever en galblaas
De functie van gal is het emulgeren van vet; grote vetdruppels klein maken.
Hierdoor verloopt de vetvertering door enzymen beter.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat is geen functie van de lever
A
Opslag plaats voor energie
B
Vormen van gal
C
Ontgiften van lichaam
D
Aanmaak vitamine K

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Alvleesklier/pancreas
Endocriene klier: organen die hormonen direct aan bloed afgeven. 
Eilandjes van Langerhans: insuline, glucagon en somatostatine (remmend effect op afgifte insuline/glucagon). 

Exocriene klier: producten afleveren buiten het lichaam of in spijsverteringsstelsel -> afvoerklieren. 
Spijsverteringsenzymen afgeven: 
  • amylase (splitsing koolhydraten in zetmeel en glycogeen)
  • lipase (splitsing vet)
  • phospholipase en  (chymo)trypsinogeen en (splitsing proteïnen)


Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Speekselklieren: Amylase breekt zetmeel af tot kleinere deeltjes (maltose en glucose)

Maagsapklieren: Pepsine om eiwitten te verteren 
Lipase: emulgeren vet

Alvleesklier:
- amylase (splitsing koolhydraten in zetmeel en glycogeen)
- lipase (splitsing vet)
- phospholipase en         (chymo)trypsinogeen  
 (splitsing proteïnen)
Maltase, sacharase, lactase en peptidase:
koolhydraten en eiwitten verteren

Slide 35 - Slide

Geven sappen met enzymen af aan spijsverteringskanaal. Enzymen helpen bij chemische afbraak van voedingsstoffen.
Enzymen zijn eiwitten die heel specifiek passen op een bepaalde voedingsstof.
Maag
Lever
Slokdarm
Duodenum
Galblaas
Alvleesklier 

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

Slide 37 - Link

This item has no instructions

Maak de xperts voor 13 nov
Anatomie en fysiologie - 08 Het spijsverteringsstelsel
Pathologie: colitis ulcerosa
Pathologie: diverticulitis
Pathologie: obstipatie en aambeien
Pathologie: ondervoeding
Pathologie: ziekte van Crohn

Slide 38 - Slide

This item has no instructions