révision ch 3 (Michael)

Herhaling H2
Les gemaakt door: Michael
1 / 40
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Herhaling H2
Les gemaakt door: Michael

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen
- Vocabulair
- Zinnen
- Aanwijzend voornaamwoord
- Pourvoir / Vouloir
- Avoir / être / P.C / présent -er

Slide 2 - Slide

Vocabulair

Slide 3 - Slide


Acheter
A
Kopen
B
Stoppen
C
Wachten
D
Dragen

Slide 4 - Quiz

Le short de bain
A
De zwembroek
B
De trui
C
De broek
D
De jurk

Slide 5 - Quiz

Blanc
A
Zwart
B
Wit
C
Rood
D
Blank

Slide 6 - Quiz

Hoe schrijf je: Natuurlijk

Slide 7 - Open question

Appeler
A
Nemen
B
Denken
C
Zien
D
Noemen

Slide 8 - Quiz

Hoe schrijf je: lelijk

Slide 9 - Open question

essayer
A
passen
B
maken
C
nemen
D
proberen

Slide 10 - Quiz

Le jean
A
De rok
B
De broek
C
De spijkerbroek
D
De trui

Slide 11 - Quiz

Wat betekent: On y va

Slide 12 - Open question

Finir
A
Afmaken
B
Lelijk
C
Maken
D
Mooi

Slide 13 - Quiz

WELKOM
3 Kader
Zinnen

Slide 14 - Slide

Gaan we dit weekend naar de stad?
A
Il aime en ville, ce weekend?
B
On va en ville, ce weekend?
C
OHIO
D
On y va ville, ce weekend?

Slide 15 - Quiz

Waar houdt hij van?
A
Qu'est-ce qu'il aime?
B
Qu'est ce-que il aime?
C
Qu est-ce qu'il aime?
D
Qu'est-ce qu il aime?

Slide 16 - Quiz

Hoeveel kost het?
A
Il coute combien?
B
Il coute combien.
C
Combien il coute?
D
Il combien coute?

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je: Tu fais quelle taille?

Slide 18 - Open question

Hoe schrijf je: Wat wil je kopen?

Slide 19 - Open question

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 20 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 21 - Slide

Ce
A
Man
B
Vrouw
C
Man met H of klinker botsing
D
Meervoud

Slide 22 - Quiz

Ces
A
Man
B
Vrouw
C
Man met H of klinker botsing
D
Meervoud

Slide 23 - Quiz

Cette
A
Man
B
Vrouw
C
Man met H of klinker botsing
D
Meervoud

Slide 24 - Quiz

Cet
A
Man
B
Vrouw
C
Man met H of klinker botsing
D
Meervoud

Slide 25 - Quiz

Pouvoir et vouloir

Slide 26 - Slide

Leer de vormen van pouvoir en vouloir uit je hoofd

Slide 27 - Slide

Pouvoir en vouloir
P.C
Pouvoir     Vouloir
Je/tu/il/elle/nous/vouz/ils/elles= Pu (Pouvoir) en Voulu (Vouloir)

Slide 28 - Slide

Pouvoir
Vouloir
Willen
Kunnen
Mogen

Slide 29 - Drag question

Welke is correct (vouloir)
A
Tu pu
B
Tu as veut
C
Nous voulons
D
Ils veulez

Slide 30 - Quiz

Welke is correct (pouvoir)
A
Tu pu
B
Il peut
C
Vous pouvons
D
On peux

Slide 31 - Quiz

Présent avoir
Passé composé vouloir
Passé composé vouloir
Présent vouloir
Imparfait pouvoir
passé composé pouvoir
Ils ont
On voulu
Tu as voulu
Vous voulez
Ils pouvaient
Nous avons pu

Slide 32 - Drag question

Verdeel de vervoegingen
Vouloir
Pouvoir
Nous voulons
We kunnen
Je peux
Tu veux
Hij mag
U wilt

Slide 33 - Drag question

Avoir (hebben) & Être (zijn)

Slide 34 - Slide

Avoir en être
P.C
Avoir en être
je/tu/il/elle/on/nous/veux/ils/elles = eu (avoir)en été (être)

Slide 35 - Slide

timer
1:30
Is het avoir of être?
Sleep de vervoegingen naar het juiste werkwoord.
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est

Slide 36 - Drag question

Nous avons
A
Wij hebben
B
Jullie hebben
C
Zij hebben

Slide 37 - Quiz

Jullie zijn/u bent
A
Vouz avez
B
Vouz êtes
C
Nous sommes
D
Nous avons

Slide 38 - Quiz

Zij hebben
A
Ils ont
B
Elle a
C
Il a
D
On a

Slide 39 - Quiz

Wij zijn
A
Nous sommes
B
On est
C
Ils sont

Slide 40 - Quiz