In deze les ga je leren hoe je onduidelijkheden in een tekst
(= moeilijke woorden of een moeilijk stukje tekst)
kunt ophelderen (= duidelijk maken)
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Ophelderen onduidelijkheden
In deze les ga je leren hoe je onduidelijkheden in een tekst
(= moeilijke woorden of een moeilijk stukje tekst)
kunt ophelderen (= duidelijk maken)
Slide 1 - Slide
Lees Het stappenplan en De Woordhulp
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Lees de tekst in het kader:
Het gebouw en de tentoonstelling
Slide 4 - Slide
In het stukje tekst staat het woord verzorgings-tehuis. Dat is een huis waar oudere mensen worden verzorgd. Kijk in de tekst. Hoe had je erachter kunnen komen wat dit woord betekent?
A
Je leest een stukje verder. Daar wordt uitgelegd wat het woord betekent.
B
Je leest een stukje verder. Je ziet een woord dat het tegengestelde betekent.
C
Je hakt het woord in stukjes. Je weet al wat verzorging, zorg, tehuis of huis is.
Slide 5 - Quiz
Het stukje gaat ook over tsaren en tsarina's. Dat zijn een soort koningen en koninginnen. Kijk in de tekst. Hoe kon je dat weten dat dit de betekenis is van deze woorden?
A
Je leest een stukje verder. Daar wordt uitgelegd dat tsaren en tsarina's in paleizen woonden.
B
Je leest een stukje terug. Daar wordt uitgelegd dat tsaren en tsarina's uit Rusland komen.
C
Je leest een stukje verder. Daar staan twee woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
Slide 6 - Quiz
Lees de tekst:
Nederlandse tradities
Slide 7 - Slide
Lees regel 9-10. Daar staat: Eieren verven met Pasen is ook populair. Wat betekent populair?
A
Iets wat je alleen met feestdagen kunt doen.
B
Iets wat leuk is om met vijf mensen te doen.
C
Iets wat veel mensen leuk vinden om te doen.
Slide 8 - Quiz
Hoe ben je achter de betekenis van 'populair' gekomen?
A
Ik heb een stukje terug gelezen. Daar staat dat het gaat om tradities die mensen het leukst vinden.
B
Ik heb naar het plaatje gekeken. Daar kon ik de betekenis zien van het woord 'populair'.
C
Je kunt de betekenis niet in de tekst vinden. Ik heb het gevraagd / opgezocht in het woordenboek.
D
Ik wist al wat het woord betekende,
Slide 9 - Quiz
Lees regel 17. Daar staat: Ook kun je ook denken aan feesten en gebruiken. Wat is een gebruik?
A
Een gebruik is iets wat buitenlanders in Nederland niet meer doen.
B
Een gebruik is iets wat mensen altijd op dezelfde manier doen.
C
Een gebruik is iets wat met eten te maken heeft.
Slide 10 - Quiz
Hoe ben je achter de betekenis van 'gebruik' gekomen?
A
Ik heb een stukje verder gelezen. Daar staat een voorbeeld van een gebruik. En toen snapte ik het.
B
Ik heb een stukje terug gelezen. Daar staat een woord dat ongeveer hetzelfde betekent. Toen wist ik het.
C
Je kunt de betekenis niet in de tekst vinden. Ik heb het gevraagd / opgezocht in het woordenboek
Slide 11 - Quiz
Lees regel 25-26. Daar staat: De Nederlanders hebben dit gebruik toen overgenomen van de Duitse immigranten. Wat is een immigrant?
A
Een Duitser die kerstbomen verkoopt in Nederland.
B
Iemand die in een ander land is gaan wonen.
C
Iemand die in Duitsland woont en een wasdroger heeft.
Slide 12 - Quiz
Hoe ben je achter de betekenis van 'immigrant' gekomen?
Slide 13 - Open question
Lees de tekst:
Minder dierproeven in Nederland
Slide 14 - Slide
Lees een stukje terug of verder. Daar staat soms een woord dat ongeveer hetzelfde betekent.
Lees een stukje terug of verder. Daar staat soms een woord dat het tegengestelde betekent.
Lees een stukje terug of verder. Daar wordt soms uitgelegd wat het woord betekent.
Kijk naar de illustratie bij de tekst. Misschien heeft het plaatje iets met het woord te maken.
Kijk naar het woord. Soms ken je al een stukje van het woord.
Soms kom je zelf niet achter de betekenis. Vraag het dan aan iemand anders of zoek het op in het woordenboek.