2.1 Basis & Kader

Startopdracht
Roos heeft een creditsaldo van € 52. 
Ze krijgt € 80 kleedgeld binnen. 
Haar werkgever heeft haar maandloon overgemaakt a € 125.
Ze heeft kleding geshopt voor € 72 en verschillende kleine transacties in de supermarkten waren samen € 22,50. 
Ze heeft tweedehands een piano gekocht voor € 300. 
                              Wat is haar nieuwe saldo? 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Startopdracht
Roos heeft een creditsaldo van € 52. 
Ze krijgt € 80 kleedgeld binnen. 
Haar werkgever heeft haar maandloon overgemaakt a € 125.
Ze heeft kleding geshopt voor € 72 en verschillende kleine transacties in de supermarkten waren samen € 22,50. 
Ze heeft tweedehands een piano gekocht voor € 300. 
                              Wat is haar nieuwe saldo? 

Slide 1 - Slide

Antwoord
  • Wat zijn haar inkomsten, wat heeft ze ontvangen 80 + 125
  • is totaal € 205
  • Wat zijn haar uitgaven, wat heeft ze uitgegeven 
  • 72  + 22,50  + 300 = € 394,50 in totaal 
  • Wat is haar begin saldo?
  • € 52,00 credit + € 205 = € 257,00
  • € 257,00 - € 392,50 = € 137,50 debet of in de min/rood

Slide 2 - Slide

4  Kader 
H2 Geld moet rollen

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 2.1
  • Welke functies geld heeft
  • Hoe je op verschillende manieren kan betalen
  • Wat voor saldo je betaalrekening kan hebben

Slide 4 - Slide

Directe ruil
Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.

Slide 5 - Slide

Indirecte ruil
Je ruilt goederen en diensten voor geld.
Je koopt goederen en diensten van je geld.

Slide 6 - Slide

Geldfuncties
  • Ruilmiddel                       
  • je koopt goederen of diensten met geld

  • Rekenmiddel 
  • je kunt de waarde van producten met elkaar vergelijken.

  • Spaarmiddel 
  • je geeft een deel van je  inkomen niet uit.

Slide 7 - Slide

2 vormen geld
  •  Chartaal geld > biljetten en munten





  • Giraal geld > tegoeden op betaalrekeningen.


Slide 8 - Slide

Giraal geld
  • Als je geld opneemt bij een geldautomaat wat gebeurt er dan?
  • hoeveelheid giraal geld daalt
  • hoeveelheid chartaal geld stijgt

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Elektronische Betaalmiddelen
  • Pinpas met pincode
  • Contactloos met pas of telefoon
  • Ideal/PayPal/AfterPay bij online aankopen
  • Creditcard 
  • Acceptgiro
  • Automatische incasso
  • Internetbankieren

Slide 11 - Slide

Elektronisch betalen

Slide 12 - Slide

Bankrekening
Saldo op je betaalrekening
  •   Creditsaldo (in de plus)
  •   Debetsaldo (in de min/rood)


Slide 13 - Slide

Zelf aan de slag
Opdrachten van 2.1

Slide 14 - Slide

Leerdoelen behaald? 
  • Welke functies geld heeft
  • Hoe je op verschillende manieren kan betalen
  • Wat voor saldo je betaalrekening kan hebben

Slide 15 - Slide