MODALS 1

Welcome!
Grammar lesson:
MODALS
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome!
Grammar lesson:
MODALS

Slide 1 - Slide

Goals
After this lesson, you will:

know how to correctly use modals in English sentences.

Slide 2 - Slide

Planning
Today we will:

Learn how to use modals correctly

Slide 3 - Slide

First things first,
what is a modal in Dutch?
A
Koppelwerkwoord
B
Hoofdwerkwoord / Zelfstandig werkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 4 - Quiz

Modals
Modal = Hulpwerkwoord

Helpt het belangrijkste werkwoord in de zin om de boodschap over te brengen, het is een aanvulling op het hoofdwerkwoord.

You have to send that letter. = Jij moet die brief versturen.
She must go to work. = Zij moet naar haar werk gaan.

Slide 5 - Slide

Modals
Je hebt verschillende hulpwerkwoorden:
Can - Could - Have to - Should - Must

Je verandert een modal verb nooit in de zin, die blijft altijd hetzelfde. Uitzondering: have to.

I have to - He/She/It has to - We/You/They have to 

Slide 6 - Slide

Wat is de modal (hulpwerkwoord) in deze zin:
She could not leave him alone.

Slide 7 - Open question

Wat is de modal in deze zin:
You must walk up the stairs.

Slide 8 - Open question

Wat is de modal in deze zin:
He has to give his money away.

Slide 9 - Open question

Modal verbs 
Wat
Have to, should en must
Wanneer
Om aan te geven dat iets gedaan moet worden. 
Hoe
Have to - wanneer iets gedaan moet worden
should- om advies te geven. (niet verplicht)
Must- Spreker vind zelf dat iets gedaan moet worden & iemand sterk aanraden iets te doen. 
Signaalwoorden
-
Voorbeelden
You should exercise to get more energy.
must go to bed early tonight. 
You have to drive at the right side of the road. 

Slide 10 - Slide

Have to & should
Have to wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets moet doen. Het is dan verplicht (ook van buitenaf).

Should wordt gebruikt om iemand advies te geven wanneer het niet verplicht is. Je zegt dan dus dat het goed/verstandig is om iets op een bepaalde manier te doen.

Slide 11 - Slide

Must

Must gebruik je wanneer de spreker zelf vindt dat iets gedaan moet worden, naar hun eigen mening. 

Ook gebruik je must wanneer je iemand iets sterk wilt aanraden, maar het geen verplichting is.

Slide 12 - Slide

CAN
COULD
BE ABLE TO
BE ALLOWED TO
kunnen /in staat zijn 
mogen/ toestemming krijgen
kunnen/ mogen/ mogelijk zijn 
zou kunnen/ zou mogen 
of konden/mochten

Slide 13 - Drag question

can 
could
be able to 
be allowed to
= kunnen / mogen 





= present simple

= zou kunnen, verleden tijd van can, beleefd vragen 



= present + past simple 
= kunnen / in staat zijn 





= alle tijden (vooral future > will be able to)
= mogen / toestemming vragen  of hebben




= alle tijden (vooral future > will be allowed to)

Slide 14 - Slide

Choose the correct modal:
You ....................... do it, it's in the rules!
A
must
B
have to
C
should
D
could

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Choose the correct modal:
My advice would be that you ............. see a doctor.
A
should
B
have to
C
must
D
could

Slide 17 - Quiz

Fill in the correct modal:
I ........... really look at my finances today, it is high time I update them.

Slide 18 - Open question

Fill in the correct modal:
........... you help me figure out which dress I should buy?

Slide 19 - Open question

Fill in the correct modal:
Teachers ........... be paid a fair salary for their hard work.

Slide 20 - Open question

Now, tell me...
What did you learn today?

Slide 21 - Mind map

Slide 22 - Slide


Do exercises 51 and 52

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Goals
After this lesson, you will:

know how to correctly use modals in English sentences.

Slide 25 - Slide

Homework
Chapter 2
Make: Exercises 56-62
Study: Grammar - Modals

Slide 26 - Slide