Zelfstandig werkwoord: geeft aan wat het onderwerp 'doet', het belangrijkste werkwoord in de zin. BV: slapen, zingen, voetballen, blaffen of struikelen. Elke zin bevat altijd één zelfstandig werkwoord.
Hulpwerkwoorden: overige werkwoorden in een zin (kan ook een pv zijn). BV: hebben, zijn, zullen, worden, kunnen en mogen.
Zullen we vandaag gaan snowboarden?