Les 1 / persoonsvorm tegenwoordige tijd/verleden tijd

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wij stellen het op prijs als je zijn toets zo spoedig mogelijk beoordeel_ .
A
D
B
T
C
DT

Slide 7 - Quiz

voorbeeld

Slide 8 - Slide

De student studeer_ hard voor zijn diploma.
A
T
B
D
C
DT

Slide 9 - Quiz

Vin_ je het een probleem om die toets nog even uit te stellen?
A
D
B
DT
C
T

Slide 10 - Quiz

Wij vertrouwen erop dat u zijn cijfer goed bereken_.
A
D
B
T
C
DT

Slide 11 - Quiz

Wie de nieuwe teamleider wor_, is nog onduidelijk.
A
D
B
T
C
DT

Slide 12 - Quiz

Wanneer beantwoor_ jij die e-mail?
A
D
B
T
C
DT

Slide 13 - Quiz

Wor_ je manager ook geïnterviewd door die journalist?
A
D
B
T
C
DT

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Drie collega’s mel_en zich vorige week bij de directie om daar vragen over te stellen.
A
D
B
DD

Slide 17 - Quiz

Het nakijken van alle toetsen kos_e hem heel veel tijd.
A
T
B
TT

Slide 18 - Quiz

Gisteren pra_en die leerlingen de problemen met hun docent uit.
A
Praten
B
Praatten
C
Praatte

Slide 19 - Quiz

Vroeger fiets_ ik altijd naar school
A
TE
B
DE

Slide 20 - Quiz

Hij wandel_ helemaal van Nijmegen naar Arnhem.
A
TE
B
DE

Slide 21 - Quiz

Voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord is een onderdeel van de werkwoordspelling, het is een vervoeging van het werkwoord. Iets is al gebeurd.  Een voltooid deelwoord begint meestal met ge-, maar ook vaak met be-, ver- of ont-.

Er staat altijd een hulpwerkwoord bij:
Zijn, worden of hebben

Slide 22 - Slide

Zwakke voltooid deelwoorden
Maak het woord langer of gebruik 'T Sexy Fokschaap (+t)

Ik heb gerend
Ik heb gefietst
Ik heb gepakt


Slide 23 - Slide

Sterke voltooide deelwoorden
lopen - gelopen
slapen - geslapen
bedriegen - bedrogen
zijn - geweest
worden - geworden
doen - gedaan

Slide 24 - Slide

Gelukkig was ik goed (verzekeren).
A
verzekerd
B
verzekert
C
verzekeren
D
verzekerdt

Slide 25 - Quiz

Ik heb heel lang (geloven) dat spoken bestaan.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloven
D
geloofdt

Slide 26 - Quiz

De leraar werd eringeluis...
A
d
B
t
C
en
D
dt

Slide 27 - Quiz

We hebben dit varkentje goed.................!

Slide 28 - Open question