Negatieve getallen 5.1

Negatieve getallen


paragraaf 5.1

1 / 19
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Negatieve getallen


paragraaf 5.1

Slide 1 - Slide

Wat weet je al?

Wat ga je deze les leren?

Uitleg

Zelfstandig werken

Wat heb je geleerd?

Huiswerk

Slide 2 - Slide

Negatieve getallen

Slide 3 - Mind map

Aan het einde van deze les:


-Weet je wat negatieve getallen zijn

-kun je getallen op een getallenlijn plaatsen

Slide 4 - Slide

Positieve getallen zijn getallen boven de nul

Negatieve getallen zijn getallen onder de nul 
Je kunt ze herkennen aan het minteken

De nul is niet positief en niet negatief

Slide 5 - Slide

Noem een aantal negatieve getallen.

Slide 6 - Open question

0
1
2
-1
-2
Waar komt het getal 2,4?
Antwoord
Elk streepje is 0,1 waard. vanaf de nul 'loop' je eerst naar de 2, daarna 'loop' je nog 4 streepjes verder. Je bent nu bij het getal 2,4.

Slide 7 - Slide

0
1
2
-1
-2
Waar komt het getal -1,6?
Antwoord
Elk streepje is 0,1 waard. vanaf de nul 'loop' je eerst naar de -1, daarna 'loop' je nog 6 streepjes verder. Je bent nu bij het getal -1,6.

Slide 8 - Slide

0
1
2
-1
-2
Waar komt het getal -0,9?
Antwoord
Elk streepje is 0,1 waard. vanaf de nul 'loop' je naar links, dit is de negatieve kant van de getallenlijn. Je 'loopt' 9 steepjes naar links. Je bent nu bij -0,9.

Slide 9 - Slide

Welk getal hoort er op het vraagteken?

Slide 10 - Open question

Welk getal hoort er op het vraagteken?

Slide 11 - Open question

0
1
2
-1
-2
--------------------------------------------> Groter 
Kleiner <-------------------------------------------
Getallen onder de nul zijn kouder dan boven de nul. 
Dus getallen onder de nul zijn kleiner van boven de nul.
-8 graden is kouder dan -2 graden. 
-8 is dus kleiner dan -2. 
-8 < -2

Slide 12 - Slide

Welk getal is kleiner?
A
-7
B
-9

Slide 13 - Quiz

Welk getal is kleiner?
A
-5,5
B
-5,4

Slide 14 - Quiz

Welk getal is kleiner?
A
-0,1
B
16

Slide 15 - Quiz

Welke uitspraak klopt?
A
-3 > 3
B
-3 < 3
C
-3 = 3

Slide 16 - Quiz

Leg in eigen woorden uit wat een negatief getal is.

Slide 17 - Open question

Welk getal hoort er op het vraagteken?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Video