This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
tekststructuren
Slide 1 - Slide
In een tekst wordt in de inleiding een beschrijving gegeven van het vaccinatieprogramma tegen Covid-19. In het middenstuk worden de voors en de tegens van dit programma besproken. In het slot trekt de schrijver een conclusie.
Welke structuur past bij deze tekst?
A
argumentenstructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuurr
D
voordelen-en-nadelenstructuur
Slide 2 - Quiz
Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
Ontstaan van een regenboog
A
verklaringstructuur
B
probleem-oplossingstructuur
C
voordelen en nadelenstructuur
D
aspectenstructuur
Slide 3 - Quiz
Welke tekststructuur hoort bij deze hoofdvraag, denk je?
Hoofdvraag: Op welke manier(en) kan het probleem worden opgelost?
A
Verleden-heden-toekomst structuur
B
Argumentstructuur
C
Probleem-en-oplossingstructuur
D
Voordelen-en-nadelenstructuur
Slide 4 - Quiz
Welke tekststructuur past het best bij een tekst over de toename van het aantal verkeersongelukken?
A
voordelen-en nadelenstructuur
B
argumentatiestructuur
C
vraag- en antwoordstructuur
D
probleem-oplossingsstructuur
Slide 5 - Quiz
Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?
Is het handig om een coronaprik te halen?
A
probleem-en-oplossingstructuur
B
verklaringsstructuur
C
aspectenstructuur
D
voordelen-en-nadelenstructuur
Slide 6 - Quiz
timer
2:00
Inleiding
slot
middenstuk
Meestal 1 alinea
Meestal 1 alinea
conclusie
een of meerdere vragen stellen
aanleiding vertellen
onderwerp aankondigen
functie is aandacht treken
functie: opbouw/tekststructuur vertellen
functie: hoofdgedachte uitwerken
functie: deelonderwerpen bespreken
samenhang door verbindingsmanieren
samenvatting
meerdere alinea's
functie: tekst afsluiten
oproep doen
aanbeveling maken
Slide 7 - Drag question
Welke tekststructuur herken je door een opsomming van positieve en negatieve kanten van een verschijnsel in de tekst?
A
bewargumentstructuur
B
probleem-en-oplossingstructuur
C
voordelen-en-nadelenstructuur
D
verklaringstructuur
Slide 8 - Quiz
Sleep de juiste kern naar de juiste tekststructuur
verleden-heden-toekomststructuur
probleem-oplossings-structuur
verklaringsstructuur
situatie vroeger
situatie nu
kenmerken/voorbeelden
redenen/
oorzaken
verdere beschrijving van het probleem/oorzaken/
gevolgen/ oplossingen
Slide 9 - Drag question
Sleepvraag:
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
aspecten-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
inleiding:
onderwerp
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
Slide 10 - Drag question
WAAR
NIET WAAR
Als een tekst een duidelijke, vaste tekststructuur heeft,
zijn verbinding- of signaal-woorden overbodig.
Een achtergrondartikel
leent zich minder goed voor een verklaringsstructuur
dan een nieuwsbericht.
Een opiniestuk leent zich beter voor een argumentatiestructuur
dan een nieuwbericht.
Een nieuwbericht heeft vaak een aspectenstructuur.
In een nieuwsbericht
valt de schrijver vaak
met de deur in huis:
het belangrijkste nieuws.
In een tekst met een probleem-maatregelstructuur
wordt nooit de oorzaak van het probleem besproken.
Slide 11 - Drag question
Sleepvraag:
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
argumentatie-
structuur
aspecten-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
onderwerp
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of
stelling
Slide 12 - Drag question
Tekststructuren
probleem-oplossings-structuur
verschijnsel-verklaring-structuur
verschijnsel-bespreking-structuur
voordelen-nadelen-structuur
bewering-argument-structuur
Inleiding: bewering
middenstuk: oplossing probleem
middenstuk: bespreking verschijnsel
slot: conclusie en/of samenvatting
middenstuk: verschillende verklaringen voor verschijnsel